ECLI:NL:GHSHE:2025:2877

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
200.360.064_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld wegens misbruik van het rechtsmiddel

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 oktober 2025 een wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van een groep verzoekers, die de wraking van raadsheer M.J.C. Pieterse aanvoerden. Het wrakingsverzoek werd mondeling gedaan op 9 oktober 2025, maar de gemachtigde had geen formele uitnodiging ontvangen voor deze zitting. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet voldeed aan de motiveringseisen van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er werden geen concrete feiten of omstandigheden gepresenteerd die de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar zouden kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet als een geldig wrakingsverzoek kon worden aangemerkt en dat er sprake was van misbruik van het rechtsmiddel. Daarom werd besloten dat een volgend wrakingsverzoek van de gemachtigde niet in behandeling zou worden genomen, conform artikel 8:18, lid 4, Awb. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier heeft de beslissing genoteerd, hoewel hij verhinderd was om deze te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Wrakingskamer
registratienummer: 200.360.064/01
datum beslissing: 16 oktober 2025
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken
op het verzoek
in de zaken met nummers: [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] tot en met [nummer 7] , [nummer 8] tot en met [nummer 9] , [nummer 10] tot en met [nummer 11] , [nummer 12] tot en met [nummer 13] , [nummer 14] , [nummer 15] tot en met [nummer 16] , [nummer 17] tot en met [nummer 18] , [nummer 19] , [nummer 20] , [nummer 21] en [nummer 22] , [nummer 23] en [nummer 24] , [nummer 25] en [nummer 26] , [nummer 27] en [nummer 28] , [nummer 29] tot en met [nummer 30] , [nummer 31] tot en met [nummer 32] , [nummer 33] en [nummer 34] , [nummer 35] , [nummer 36] , [nummer 37] , [nummer 38] , [nummer 39] , [nummer 40] tot en met [nummer 41] , [nummer 42] en [nummer 43] , [nummer 44] tot en met [nummer 45] , [nummer 46] tot en met [nummer 47] , [nummer 48] en [nummer 49] , [nummer 50] en [nummer 51] , [nummer 52] en [nummer 53] , [nummer 54] tot en met [nummer 55] , [nummer 56] tot en met [nummer 57] , [nummer 58] , [nummer 59] tot en met [nummer 60] , [nummer 61] , [nummer 62] , [nummer 63] , [nummer 64] , [nummer 65] , [nummer 66] , [nummer 67] , [nummer 68] en [nummer 69] (hierna tevens gezamenlijk te noemen: belanghebbenden) [1]
van
belanghebbenden (zie aangehechte lijst),
hierna te noemen: verzoekers,
vertegenwoordigd door: mr. [gemachtigde] van [bedrijf] (hierna: de gemachtigde),
strekkende tot wraking van mr. M.J.C. Pieterse, raadsheer in het team belastingrecht van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: de raadsheer).

1.Het procesverloop

1.1.
Het wrakingsverzoek is mondeling gedaan door de gemachtigde ter terechtzitting van 9 oktober 2025.
1.2.
De gemachtigde is door de coördinator van de wrakingskamer bericht dat het verzoek in behandeling is genomen.
1.3.
De raadsheer heeft de wrakingskamer laten weten niet in de wraking te berusten.
1.4.
Per post, ontvangen ter griffie op 13 oktober 2025, heeft de gemachtigde een “
eerstedeel van mijn onderbouwing van mijn wrakingsverzoek van heden” - bestaande uit een aantal kopieën van stukken - aan de wrakingskamer gestuurd.
1.5.
Bij e-mail aan de wrakingskamer van 13 oktober 2025, 19:33 uur, heeft de gemachtigde medegedeeld:
“On second thoughts én bij wijze van een minlijke oplossing: u(w gremium) zegt mij toe tijdig de gebruikelijke formele uitnodigingen te sturen voor een datum en tijdstip in én na goed onderling overleg te bepalen.
Alsdan trek ik dit wrakingsverzoek stante pede in!
Akkoord?”
1.6.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 14 oktober 2025 zonder een voorafgaande zitting behandeld in raadkamer. De wrakingskamer heeft bepaald dat als volgt zal worden beslist op het verzoek.

2.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers hebben, bij monde van de gemachtigde, ter onderbouwing van hun verzoek aangevoerd dat:
de gemachtigde geen formele uitnodiging heeft gekregen voor de zitting van 9 oktober 2025;
het hof in eerste instantie de ontvangst van de e–mail van 30 september 2025, 20:52 uur, ontkende. Dit is later hersteld door het hof maar daardoor kijkt het hof met andere ogen naar de zaken dan de gemachtigde;
de gemachtigde de brief van het hof van 3 oktober 2025 niet heeft afgehaald (anders dan het hof veronderstelt).

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan ieder van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 8:16, lid 2, Awb moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. [2] Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van de wet en kan misbruik van procesrecht opleveren. [3]
3.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit het verzoek geen concrete feiten en omstandigheden naar voren komen die zouden kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij de behandeling van het hoger beroep schade zou kunnen lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Het onderhavige verzoek voldoet niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd en kan dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoek in de zin van artikel 8:15 Awb. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling stellen. [4]
3.3.
In aanvulling op het voorgaande: de wrakingskamer stelt vast dat, blijkens het proces-verbaal, de gemachtigde ter zitting bij herhaling is begonnen over de (volgens hem benodigde) “formele uitnodigingen”. Het ontbreken daarvan werd vervolgens als wrakingsgrond opgevoerd en, ten slotte, als voorwaarde voor de intrekking van het wrakingsverzoek gesteld. Wat van het volgens de gemachtigde ontbreken van de benodigde “formele uitnodigingen” procesrechtelijk ook zij, het raakt niet aan de rechterlijke onpartijdigheid als in artikel 8:15 Awb bedoeld.
3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is, gelet op het hiervoor overwogene, sprake van misbruik van het rechtsmiddel wraking. Daarin ziet het de wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:18, lid 4, Awb. Bepaald zal worden dat een volgend verzoek tot wraking van de gemachtigde, ingediend namens verzoekers, niet in behandeling wordt genomen [5] .
3.5.
Aangezien het wrakingsverzoek volgens artikel 8:16 Awb alle voorgedragen wrakingsgronden tegelijk moet bevatten zodat een latere uitbreiding van wrakingsgronden buiten beschouwing moet worden gelaten, ziet de wrakingskamer af van een behandeling van het verzoek ter zitting.
3.6.
De wrakingskamer beslist als volgt.

4.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
4.1.
stelt het verzoek buiten behandeling;
4.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van de gemachtigde, ingediend namens verzoekers, niet in behandeling wordt genomen;
4.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de gemachtigde en de raadsheer.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, voorzitter, A.C. Bosch en A.M. Bossink, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.S. van Middelkoop, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
De griffier, De voorzitter,
mr. A.S. van Middelkoop mr. J.W. van Rijkom
De uitspraak is alleen door de voorzitter ondertekend aangezien de griffier is verhinderd deze te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verwezen wordt naar de aangehechte lijst met zaaknummers en namen van partijen.
2.HR 5 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:526, rov. 2.1.
3.Vgl. HR 9 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1847, rov. 2.2.
4.Vgl. HR 10 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1514, rov. 2.4.
5.Zie EHRM 6 oktober 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:1006JUD005813809 (Mironov-Rusland), rov. 36.