In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingesteld door de moeder van een minderjarige, geboren in 2013. De moeder verzocht om de vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin was bepaald dat de grootmoeder van de minderjarige omgang met haar zou hebben. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2025, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.C.H. Poelman, aanwezig was. De grootmoeder en de pleegouders waren echter niet verschenen. Tijdens de behandeling heeft de moeder besloten om het hoger beroep in te trekken, omdat zij tot de conclusie was gekomen dat het contact met de grootmoeder goed zou zijn voor de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven niet werden gehandhaafd en heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 6 februari 2025 door de rechters A.M. Bossink, C.N.M. Antens en S.P.A. Wensink-Vergunst.