ECLI:NL:GHSHE:2025:290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
200.339.836_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling voor minderjarige met grootmoeder

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep dat was ingesteld door de moeder van een minderjarige, geboren in 2013. De moeder verzocht om de vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin was bepaald dat de grootmoeder van de minderjarige omgang met haar zou hebben. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2025, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.C.H. Poelman, aanwezig was. De grootmoeder en de pleegouders waren echter niet verschenen. Tijdens de behandeling heeft de moeder besloten om het hoger beroep in te trekken, omdat zij tot de conclusie was gekomen dat het contact met de grootmoeder goed zou zijn voor de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de grieven niet werden gehandhaafd en heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 6 februari 2025 door de rechters A.M. Bossink, C.N.M. Antens en S.P.A. Wensink-Vergunst.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 februari 2025
Zaaknummer: 200.339.836/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/321184 / FA RK 23-3083
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een voor het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman,
tegen
[de grootmoeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat: mr. S.G.L. Bremen.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de pleegouders],
beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de pleegouders.
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 10 januari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 8 april 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat [minderjarige] omgang heeft met de grootmoeder gedurende één dag per maand op zondag gedurende vier uur.
2.2.
Bij V6-formulier van 1 mei 2024 heeft mr. Bremen te kennen gegeven dat er door de grootmoeder geen verweer wordt gevoerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2025. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Poelman;
  • mr. Bremen;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.1.
De grootmoeder en de pleegouders zijn niet verschenen op de mondelinge behandeling.
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het V6-formulier van mr. Poelman van 27 mei 2024, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 14 december 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder oefent van rechtswege alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
[minderjarige] staat sinds 9 september 2022 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 16 december 2025. [minderjarige] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds september 2022 uit huis geplaatst in het pleeggezin van de pleegouders. Daar verblijft zij nu nog steeds.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de grootmoeder en [minderjarige] omgang met elkaar hebben gedurende één keer per maand op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
3.5.1.
Nadat de voorzitter de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft geopend en de GI desgevraagd de huidige stand van zaken rondom [minderjarige] kort heeft toegelicht, heeft de voorzitter de mondelinge behandeling op verzoek van de advocaat van de moeder voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder medegedeeld dat de moeder heeft besloten het hoger beroep in te trekken. De moeder heeft vernomen dat het contact met de grootmoeder goed is voor [minderjarige] . Zij wil in de toekomst in overleg met de grootmoeder, maar ze richt zich nu op haar eigen herstel en het contact met haar dochter.
3.5.2.
Het hof maakt hieruit op dat de grieven niet worden gehandhaafd. Dit brengt mee dat de moeder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.N.M. Antens en S.P.A. Wensink-Vergunst en is op 6 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.