ECLI:NL:GHSHE:2025:3295

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
24/1878
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake naheffingsaanslag BPM en belastingrente

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 november 2025 uitspraak gedaan op een herzieningsverzoek van een verzoeker die eerder in hoger beroep was gegaan tegen een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en de daarbij opgelegde belastingrente. De eerdere uitspraak van het hof dateert van 11 oktober 2023, waarin het hof het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde en dat van de inspecteur gegrond. De verzoeker heeft op 19 december 2024 een herzieningsverzoek ingediend, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen omdat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die niet eerder bekend waren. Tijdens de zitting op 8 oktober 2025 heeft verzoeker geprobeerd aan te tonen dat zijn auto in het verleden schade had, maar het hof oordeelde dat deze informatie al eerder was meegewogen in de eerdere uitspraak. Het hof benadrukte dat herziening van een onherroepelijke uitspraak alleen mogelijk is onder strikte voorwaarden, en dat verzoeker niet aan deze voorwaarden voldeed. De uitspraak van 11 oktober 2023 blijft derhalve in stand. Het hof heeft ook bepaald dat er geen griffierecht vergoed hoeft te worden en dat er geen proceskosten worden toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 24/1878
Uitspraak op het verzoek van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: verzoeker,
om herziening in de zin van artikel 8:119, lid 1, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van de uitspraak van dit hof van 11 oktober 2023 in de zaken met nummers 22/1163 en 22/1223.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd. Daarnaast heeft de inspecteur bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Verzoeker heeft tegen de uitspraken bezwaar, beroep [1] en hoger beroep ingesteld. Het hof heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaken met nummers 22/1163 en 22/1223 [2] (hierna: de eerdere hofuitspraak). Het hof heeft in die uitspraak het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, het hoger beroep van de inspecteur gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de uitspraak op bezwaar bevestigd.
1.3.
Verzoeker heeft het hof in zijn brief van 19 december 2024 verzocht om herziening van de eerdere hofuitspraak.
1.4.
De inspecteur heeft het verzoek om herziening bestreden.
1.5.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2025 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [de echtgenote] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
1.6.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
1.7.
Verzoeker heeft na de zitting nadere stukken ingediend. Het hof zal deze stukken niet tot de gedingstukken rekenen (zie verder onder overweging 2.1).

2.Gronden

Vooraf
2.1.
Verzoeker heeft op 8 oktober 2025 om 22:02 uur en op 27 oktober 2025 om 14:29 uur nadere stukken ingediend. Het hof zal deze stukken niet meenemen in zijn oordeel. Dit komt, omdat verzoeker de stukken na het sluiten van het onderzoek heeft ingediend. Het hof ziet in de stukken geen aanleiding om het onderzoek te heropenen, omdat de inhoud van de stukken, hoe vervelend het ontslag en de gezondheidsproblemen ook voor verzoeker zijn, geen invloed heeft op het oordeel dat door het hof in deze zaak moet worden gegeven.
Het herzieningsverzoek
2.2.
Verzoeker heeft aangegeven dat hij het niet eens is met de eerdere hofuitspraak, omdat hij vindt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de auto in het verleden schade heeft gehad. Verzoeker heeft foto’s, reparatienota’s en gekochte onderdelen om deze schade te onderbouwen. Verzoeker heeft tijdens de zitting van 8 oktober 2025 aangegeven dat hij verkeerd is voorgelicht en daarom de auto had gerepareerd voordat hij aangifte BPM heeft gedaan.
2.3.
Tijdens de zitting heeft verzoeker aangegeven dat het zijn bedoeling was om cassatie in te stellen bij de Hoge Raad. Cassatie instellen tegen de eerdere hofuitspraak is echter niet meer mogelijk. Onderaan de eerdere hofuitspraak staat dat als partijen het niet eens zijn met de uitspraak, partijen binnen zes weken cassatie kunnen instellen bij de Hoge Raad. Het hof heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak van verzoeker. Dat betekent dat de termijn van zes weken op 19 december 2024, de dag dat verzoeker zijn onderhavige verzoek bij het hof heeft ingediend, al met meer dan een jaar was verstreken. Het hof heeft het verzoek van verzoeker daarom opgevat als een herzieningsverzoek.
2.4.
Aangezien geen van partijen cassatie heeft ingesteld tegen de eerdere hofuitspraak betekent dat, dat die definitief is geworden. Alleen in uitzonderlijke gevallen biedt de wet de mogelijkheid om een onherroepelijk geworden uitspraak te herzien. Om een geslaagd herzieningsverzoek te doen moet een verzoek aan een aantal zware eisen voldoen. Er moet sprake zijn van nieuwe feiten of omstandigheden die al vóór die uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die verzoeker toen niet kende en ook niet had kunnen kennen. Ook moeten die feiten zo van belang zijn dat als het hof deze feiten toen wel had geweten, het hof misschien een andere beslissing had genomen. [3] Deze regel is bewust zo in de wet opgenomen in het belang van de rechtszekerheid, om te voorkomen dat bijvoorbeeld een naheffingsaanslag steeds opnieuw ter discussie wordt gesteld.
2.5.
Het hof heeft het herzieningsverzoek van verzoeker getoetst aan de eisen die het hof hiervoor heeft genoemd. Het hof constateert dat verzoeker geen nieuwe gegevens heeft overgelegd. De feiten en omstandigheden die verzoeker heeft genoemd zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden die verzoeker nog niet eerder kende. Het hof heeft dat wat verzoeker aanvoert al meegewogen in zijn eerdere hofuitspraak. De foto’s en reparatienota’s zaten namelijk al in het dossier. Dat betekent dat verzoeker niet aan de eisen heeft voldaan om een onherroepelijke uitspraak te herzien. Het hof wijst het verzoek om herziening om die reden af.
Tussenconclusie
2.6.
De conclusie is dat het hof het herzieningsverzoek zal afwijzen. De voorafgaande hofuitspraak blijft dus in stand.
Ten aanzien van het griffierecht
2.7.
Het hof ziet geen aanleiding om het griffierecht te laten vergoeden.
Ten aanzien van de proceskosten
2.8.
Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

5.Beslissing

Het hof wijst het verzoek tot herziening af.
De uitspraak is gedaan door J.C.E. Ackermans-Wijn, voorzitter, L.B.M. Klein Tank en J.M. van der Vegt, in tegenwoordigheid van E. Royakkers, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum in Mijn Rechtspraak geplaatst.
De griffier, De voorzitter,
E. Royakkers J.C.E. Ackermans-Wijn
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 10 mei 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2552.
3.Artikel 8:119, lid 1, Awb.