ECLI:NL:GHSHE:2025:436
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het loon van de vereffenaar in hoger beroep na verzetprocedures
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het loon van de vereffenaar, Mr. [appellant], die in hoger beroep is gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het verzoek van Mr. [appellant] om zijn salaris over de periode van 22 augustus 2023 tot 23 augustus 2024 vast te stellen op een bedrag van € 9.903,67 inclusief btw afgewezen. Mr. [appellant] had dit verzoek gedaan naar aanleiding van extra werkzaamheden die hij had verricht in het kader van twee verzetprocedures. De kantonrechter had echter geoordeeld dat de kosten die gemaakt zijn in het kader van de verzetprocedures niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze al in de proceskostenveroordeling waren meegenomen.
In hoger beroep heeft Mr. [appellant] vier grieven aangevoerd, waarbij hij onder andere aanvoert dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de proceskostenveroordeling van invloed is op de loonvaststelling. Het hof heeft de grieven van Mr. [appellant] gegrond verklaard en geoordeeld dat de kantonrechter de proceskostenveroordeling ten onrechte heeft betrokken bij de salarisbepaling. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het salaris van Mr. [appellant] vastgesteld op € 8.770,60 inclusief btw. Tevens heeft het hof de zaak terugverwezen naar de kantonrechter voor verdere beoordeling van de rekening en verantwoording.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van een juiste toepassing van de Recofa-richtlijnen bij de vaststelling van het loon van een vereffenaar en maakt duidelijk dat proceskostenveroordelingen toekomen aan de erfboedel en niet aan de vereffenaar in privé. Dit heeft gevolgen voor de beoordeling van salarisverzoeken van vereffenaars in vergelijkbare situaties.