Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[opposant sub 1]
[opposant sub 2]
MR. R.H. MEPPELINKin zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van
[naam 1],
[verweerster sub 2],
1.De procedure
21 juni 2017, en de daarin genoemde stukken.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak gaat het om een verzet tegen de door de vereffenaar van de nalatenschap van [moeder] gedeponeerde rekening en verantwoording, alsook de uitdelingslijst. De opposanten, [opposant sub 1] en [opposant sub 2], hebben hun verzet gegrond op de stelling dat de advocaatkosten die zijn gemaakt voor de afwikkeling van de nalatenschap ten laste van de nalatenschap moeten komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de advocaatkosten, die door de vereffenaar zijn opgevoerd, deels terecht zijn en dat het verzet op dit punt gegrond is. De rechtbank heeft de vereffenaar opgedragen om de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst aan te passen, waarbij de advocaatkosten als vordering moeten worden geschrapt en als passiva moeten worden toegevoegd.
Daarnaast hebben de opposanten zich verzet tegen de hoogte van de legitieme portie van de legitimarissen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de waarde van de legitimaire massa reeds in een eerdere procedure is vastgesteld en dat dit uitgangspunt niet bestreden is. Het verzet op dit punt is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.
De beschikking is gegeven op 3 augustus 2017 door de rechters G.H. Marcus, C. Bakker en M.E.M. James-Pater, en is openbaar uitgesproken.