Uitspraak
GERECHTSHOF ‘S-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door mr. Van de Kerkhof;
- de moeder, bijgestaan door mr. Proenings;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 1 juli 2024;
- het V6-formulier d.d. 24 januari 2025, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het V6-formulier d.d. 27 januari 2025, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
- het V6-formulier d.d. 30 januari 2025, met bijlage, van de zijde van de moeder.
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank werd duidelijk dat de vader eigen paspoorten voor de kinderen wil omdat hij niet in overleg wil met de moeder over zaken als vakanties. Evengoed zoals de vader afhankelijk is van de moeder, is de moeder dat ook van de vader. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het nu niet nodig is om vervangende toestemming te verlenen voor paspoorten voor de kinderen en dat de opmerking van de vader dat hij in de toekomst misschien ooit naar een land wil waarvoor een paspoort nodig is hiervoor onvoldoende is. Daarnaast heeft de rechtbank zich terecht niet uitgelaten over het vermeende gebrek aan belang bij de moeder om zich te verzetten tegen de wens van de vader om een paspoort te krijgen. Het is immers aan de vader om zijn verzoeken en belang te onderbouwen, hetgeen hij onvoldoende heeft gedaan.