In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een ouderschapsplan en kinderalimentatie aan de orde zijn. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht de eerdere beschikking te vernietigen en aanpassingen te maken in de afspraken omtrent de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, de verweerder, heeft verweer gevoerd tijdens de mondelinge behandeling die op 22 oktober 2024 plaatsvond. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in deze procedure. Na een schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen besloten om mediation te proberen om hun geschil op te lossen. Het hof heeft de procedure drie maanden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de mediation. Op 4 februari 2025 heeft het hof vernomen dat partijen overeenstemming hebben bereikt en deze overeenstemming is vastgelegd in een aanvullend ouderschapsplan. Het hof heeft besloten dat de grieven van de vrouw niet langer worden gehandhaafd en dat de verzoeken worden gewijzigd overeenkomstig de bereikte overeenstemming. De bestreden beschikking is vernietigd en de inhoud van het ouderschapsplan is aan de nieuwe beschikking gehecht. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien partijen een relatie hebben gehad. De beschikking is openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.