ECLI:NL:GHSHE:2025:791

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
20-002688-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging met veroordeling tot gevangenisstraf en TBS

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986 en verblijvende in P.I. Nieuwegein, was eerder veroordeeld voor belaging en kreeg een gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De verdachte en de officier van justitie gingen in hoger beroep tegen dit vonnis. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde een strafmaatverweer. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging door stelselmatig inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, onder andere door het versturen van smadelijke e-mails en het benaderen van derden. Het hof achtte de bewezenverklaring van belaging wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een gevangenisstraf van 1 jaar op, alsook TBS met verpleging van overheidswege. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002688-21
Uitspraak : 17 februari 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 november 2021, parketnummer 02-190334-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 20-002089-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans verblijvende in P.I. Nieuwegein te Nieuwegein.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast is aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gelast. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 20-002089-18. Tot slot heeft de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen primair tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS) zal gelasten (ongemaximeerd), subsidiair tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar, de gemaximeerde TBS zal gelasten en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM) zal opleggen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daarnaast een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 januari 2018 tot en met 21 juli 2020 te Breda, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- die [slachtoffer] (telkens) meerdere hinderlijke en/of verontrustende en/of bedreigende en/of provocerende en/of beledigende email-bericht(en) te sturen
en/of
- (meerdere) email-bericht(en) naar de Gemeente Breda te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer] en/of
- een vriendin van die [slachtoffer] te benaderen teneinde in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] en/of smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] tegenover die vriendin en/of
- een collega van die [slachtoffer] te benaderen teneinde in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] en/of smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] tegenover die collega en/of
- (meermalen) te bellen op de huistelefoon van die [slachtoffer] en/of
- een (of meer) medewerker(s) van [zorgaanbieder] te benaderen teneinde zich te beklagen over die [slachtoffer] en/of smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] en/of
- (meerdere) email-bericht(en) naar de werkgever van die [slachtoffer] te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer] en/of
- een aangifte te doen bij de politie tegen die [slachtoffer] en/of
- (meerdere) email-bericht(en) naar de politie te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer] en/of
- (meerdere) email-bericht(en) naar [woonstichting] te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 2 januari 2018 tot en met 21 juli 2020 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- meerdere email-berichten naar de Gemeente Breda te sturen met smadelijke en lasterlijke teksten over die [slachtoffer] en
- een vriendin van die [slachtoffer] te benaderen teneinde in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] en smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] tegenover die vriendin en
- een collega van die [slachtoffer] te benaderen teneinde in contact te kunnen komen met die [slachtoffer] en smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] tegenover die collega en
- meermalen te bellen op de huistelefoon van die [slachtoffer] en
- medewerkers van [zorgaanbieder] te benaderen teneinde zich te beklagen over die [slachtoffer] en smadelijke en/of lasterlijke opmerkingen te maken over die [slachtoffer] en
- een aangifte te doen bij de politie tegen die [slachtoffer] en
- meerdere email-berichten naar de politie te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer] en
- email-berichten naar [woonstichting] te sturen met smadelijke en/of lasterlijke teksten/berichten over die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 19 december 2019 (pg. 24-44), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Ik wil aangifte doen van stalking en smaad, gepleegd door [verdachte] .
In 2017 werkte ik bij [zorgaanbieder] en kreeg ik een e-mail van [verdachte] waarin hij excuses wilde aanbieden. Hierna stuurde hij e-mails naar het management van [zorgaanbieder] met daarin dat ik aan de drugs zou zitten en dat zij voor mij op moesten passen. Dit kreeg ik later te horen van de betreffende collega’s.
In december 2018 heeft [verdachte] mijn vriendin, [getuige 1] , telefoonnummer [telefoonnummer 1] , gebeld. Hij vertelde [getuige 1] allemaal belastende verhalen over mij en naarmate het gesprek volgde werd [verdachte] onbeleefder tegen [getuige 1] . [verdachte] werd lastiger en intimiderend en daarom heeft [getuige 1] het gesprek beëindigd. Hierna stuurde [verdachte] een Whatsapp bericht naar [getuige 1] . [verdachte] zegt dat hij door mij problemen heeft bij de gemeente en bij de woningbouw. Hij zegt dat ik een zware drugsgebruiker ben en dat ik alles doe voor een beetje geld. Hij zegt dat ik met elke man mee naar huis ga. Hierna stuurt [verdachte] nog een bericht naar [getuige 1] met daarin dat ik lieg over alles en dat ik mij voor doe als een schone meid. Ik zou hem veel problemen hebben bezorgt en hem miljoenen euro’s hebben gekost. Ik zou volgens hem roekeloos en harteloos zijn.
Begin van 2019 werd ik regelmatig op de huistelefoon gebeld. De eerste keer nam ik op. De persoon zei geen naam hij vroeg naar mijn man, [getuige 3] . Ik vroeg aan hem wie hij was; dit vertelde hij niet en hing op. Later heeft hij ons meerdere malen gebeld. Op 29 mei 2019 nam mijn man de telefoon op. Mijn man heeft het gesprek toen opgenomen met zijn mobile telefoon. Mijn man vertelde mij dat hij gelijk wist dat dit [verdachte] betrof. Mijn man vertelde mij dat hij de stem van [verdachte] herkende. In dit gesprek is te horen dat hij af wilde spreken met mijn man. Hij vertelde mijn man dat ik andere mannen neuk en dat hij mij moet temmen. Mijn man gaat hier niet op in. Hierna zegt [verdachte] dat hij weet waar wij wonen. In september 2019 belt er iemand weer op de huistelefoon. Toen heeft mijn moeder de telefoon opgenomen. Door de verhalen die ik verteld heb aan mijn moeder wist zij gelijk dat de persoon die zij aan de lijn had [verdachte] betrof Mijn moeder vertelde mij dat [verdachte] naar mij vroeg. Mijn moeder gaf aan dat ik toen niet thuis was.
In april 2018 ben ik begonnen bij de UWV. Begin van 2019 leert [verdachte] een collega van mij kennen van de UWV. De collega betreft [getuige 2] . [getuige 2] en [verdachte] komen elkaar tegen tijdens het uitgaan in Breda. [verdachte] spreekt [getuige 2] aan en vraagt uiteindelijk wat voor werk zij doet. [getuige 2] vertelde hem dat zij bij het UWV werkt. [verdachte] haakte hierop in en vroeg aan [getuige 2] of zij mij kende. Zij gaf aan dat zij mij kende waardoor [verdachte] met haar aan de praat bleef. [getuige 2] kwam op het werk naar mij toe en vertelde wat er gebeurd was. [getuige 2] vertelde mij dat [verdachte] tegen haar had gezegd dat ik aan de drugs zou zitten en dat ik seks zou hebben met de bovenbuurman en dat hij daar geluidsopnames van zou hebben. [getuige 2] had haar telefoonnummer aan [verdachte] geven. [verdachte] heeft meerdere keren geprobeerd om via [getuige 2] in contact te komen met mij. [getuige 2] heeft na een aantal berichtjes gezegd tegen [verdachte] dat zij geen contact meer met hem wil.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met bijlagen d.d. 14 januari 2020 (pg. 47-53), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
[verdachte] nam rond november 2018 contact met mij op. Ik heb die man een keer gezien en toen hij belde zei hij dat hij [verdachte] was. Hij zei dat ik een vriendin van [slachtoffer] was en dat ik hem een keer in de stad had ontmoet. Hij zei dat hij contact wilde met [slachtoffer] . Hij was vrij dwingend en fel. In december 2018 kreeg ik berichten van hem. Daarin gaf hij aan dat [slachtoffer] bij hem in de woning had verbleven en een relatie met zijn huisgenoot had gehad. Ook gaf hij aan dat [slachtoffer] hem bestolen had en dat ze een drugsgebruiker zou zijn. Ook dat [slachtoffer] met elke man mee naar huis zou gaan. [slachtoffer] zou volgens hem voor veel problemen hebben gezorgd, onder andere bij de woningbouw en hem veel geld hebben gekost.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 januari 2020 (pg. 54-56), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
Op 22 mei 2013 hebben [verdachte] , mijn vrouw [slachtoffer] en ik een gesprek gehad. 0p 29 mei 2019 belde [verdachte] op. Ik herkende hem aan zijn stemgeluid. Hij zei dat ik mijn vrouw moest temmen, dat zij drugs gebruikte, dat zij seks had met andere mannen in de woning boven hem en dat zij geld van hem had gestolen. Dat gesprek is door mij opgenomen en dat heeft zij (het hof: [slachtoffer] ) aan de politie gegeven bij haar aangifte. Hij zei hoer, geldspeler, drugsgebruiker, enzovoorts, echt allemaal heel kwetsend.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2020 (pg. 57-59), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van de aangifte werd er een telefoongesprek ter beschikking gesteld tussen de man van aangeefster en de vermoedelijke verdachte. Dit gesprek is door mij verbalisant uitgeluisterd en hieronder zo goed als mogelijk verwoord.
VE staat voor de verdachte en Man staat voor de man van aangeefster.
Man: ik snap niet wat je zegt
VE: kunnen we met elkaar spreken
Man: Nou ja
VE van face to face, dat we eventjes ergens wat gaan drinken samen
Man: Nee daar heb ik helemaal geen behoefte aan
VE: Oke en als het zo is dat jouw vrouw mij overlast geeft, zij geeft mij last, zij zorgt voor overlast in mijn rationele sfeer, hoe kan ik dit het beste oplossen, zij is mij tot last
Man, Ja als als
VE: Jij bent haar man, hou jouw vrouw gewoon bij jou, snap je. Kijk ik wil jou niet tot last zijn, ik wil [slachtoffer] niet tot last, maar als jullie verhalen gaan maken dat ik jullie bedreig of dergelijke, kijk ik wil gewoon correct zijn
Man: ik heb, ik weet niet wie jij bent, ik heb geen contact met u dus ik heb sowieso geen enkele relatie met u en wat u over mijn vrouw vertelt dat nou dat mag u vertellen maar daar doe ik even niets mee en als u overlast ervaart dan kunt u dat bij anderen melden die daar over gaan, zoals bij iedereen is, dus ik ga daar niets aan doen
VE: ik vraag mij, ik vraag mij dan iets af heb jij dan wel een relatie met [slachtoffer] , [slachtoffer] kan gewoon met je gaan schillen om het zo maar te zeggen, heeft u daar geen bezwaar tegen.
Man: ik ga niet op die vragen in van u
VE: maar ik vraag mij wat af joh
Man: dat mag jij je afvragen maar ik ga daar helemaal niet met jou over in gesprek VE maar als ik weet dat jouw vrouw, jouw vrouw loopt ieder dag met een andere man te neuken om het zo maar te zeggen, dat op verschillende locaties, ik vraag mij dan af waar jij mee bezig ben als man zijnde, kan jij je vrouw niet temmen ofzo. Kan jij je vrouw niet bijhouden, ken jij niet zorgen voor jouw vrouw, dat vraag ik mij dan echt af ik denk waar is die [getuige 3] mee bezig joh, kan die niet voor zijn eigen vrouw zorgen of zijn vrouw temmen, kun je haar niet plezieren ofzo dat zij op zoek is naar andere mannen, ik snap dat niet hoor. Ben jij homo ofzo, hallo
Man: ja
VE: ja je kan er gewoon openlijk over praten, ik bedoel ik wil jou ook gewoon maar helpen
Man: ja ik sta ik, ik sta, ik zit hier niet op te wachten op jouw hulp, dus ik hoef hierover ook niet in gesprek te gaan
VE: ik verwacht ook niks van jouw hulp, kijk het enigste wat ik tegen jou zeg, ik heb last van [slachtoffer] , ja, ik heb jou nou benaderd, ik vraag mij nou iets af joh weet [getuige 3] wel waar [slachtoffer] mee bezig is, die zit aan de drugs, die zit aan de heroïne etc. etc. eh eh die hoereerd met Jan alleman van Haagdijk tot Centrum van Breda met negers en van alles en nog wat en waar ben jij mee bezig. Kijk wat ze doet moet ze zelf weten, als ze maar niet afglijdt. Kijk ik ben jouw ook niet tot last. Ik heb je privéadres of wat. Ik wil je ook niet tot last zijn, ik kan je wel tot last zijn. Ik wil het niet, ik wil gewoon dat je met je vrouw gaat praten, en zegt tegen haar goh [slachtoffer] waar ben je mee bezit, je bent mensen tot last eh eh he praat met haar, dat ze gewoon het rechte pad op gaat of wat dan ook, ik weet niet ik snap niet waar jullie mee bezig bent, als jij getrouwd, ben je getrouwd met haar of niet
Man: ik ga niet met jou in gesprek hierover, dat heb ik je al gezegd
VE: maar wil je ook niet persoonlijk met mij in gesprek gaan, dat je gewoon kan zien wie ik ben dat ik je mijn naam geef dat ik mij eigen kan voorstellen aan jou
Man: nee hoor
VE: dat wij kunnen praten
Man: Nee, Nee want ik heb geen probleem, als jij een problemen heb dan raad ik je aan daar met anderen over te praten maar niet met mij want ik ervaar geen problemen ik heb geen behoefte aan dit gesprek
VE: Nee maar je hebt geen behoefte aan dit gesprek, kijk zij is mij tot last en als zij mij tot last is, ik weet dat jullie samen een relatie hebben, jullie wonen op een, in een woning, jullie wonen gezamenlijk, of ja ik weet dat zij wel dagelijks met andere mannen is maar ik weet eh, ik weet, jullie wonen ergens aan de [adres 6] volgens mij, zij is daar ook regelmatig, ik weet dat jij een relatie met haar hebt, jullie wonen op een adres samen, wees mij dan niet tot last maat.
Man: Nee ik ben jou niet tot last volgens mij, ik ken jou niet eens.
VE: Nee je kent mij niet eens, oké maar ben dan mans genoeg om je vrouw bij te houden, als ik getrouwd ben met mijn vrouw, als ik een vrouw heb en ze is elke nacht weg, ze gaat op pad naar andere mannen toe of er belt mij een jongen op een man op, en die meldt mij dat mijn vrouw elke nacht bij een andere man is dan ga ik wel even met mijn vrouw praten, ik wil dat bespreekbaar hebben, ik geef jou nou informatie, ik geef jou aan dat je vrouw dagelijks bij andere mannen is, ik zal het kort door de bocht zeggen, ik ken je daar bewijs voor overleggen, geef dan openheid van zaken, kijk als jij niks niet haar te maken hebt en jullie hebben een relatie van doe maar lekker wat je wil, wees mij dan gewoon niet tot last maat, ik ben jou ook niet tot last
Man: ik ben jou niet tot last want ik heb nog nooit contact met je gehad
VE: nee je heb wel, misschien wel, misschien niet, eh daar gaat het nou niet om, kijk het is voor mij belangrijk dat je weet wat je vrouw doet wat, wat je ex-vrouw doet, ja he kijk houd je vrouw gewoon bij je, zij zorgt gewoon voor problemen ja, ik vind het gewoon vreemd wat voor relatie jullie met elkaar hebben, het liefst zou ik gewoon even met jou aan tafel willen zitten en met jou dingen bespreekbaar maken, mijn eigen bekend maken
Man: ja
VE: maar
Man: met wie spreek ik nou, dat heb ik nog steeds niet gehoord
VE: wie wie wil je mijn zien, we kunnen best wel
Man: nee ik heb geen behoefte, nee maar ik ga dit gesprek beëindigen als ik niet weet wie je bent want ik voer geen telefoongesprek
VE: de eerste keer, heb jij begrip voor mijn situatie
Man: nee ik heb geen begrip voor het feit dat jij je naam niet noemt en met mij een gesprek wilt voeren, dus
VE: we kunnen elkaar wel een keer zien
Man: nee daar heb ik geen behoefte aan, nee ik zeg net als jij je naam niet noemt ben ik misschien bereid het telefoongesprek door te zetten en anders ga ik ophangen
VE: het enige wat ik wil is praat met je vrouw, zorg dat het ophoudt met overlast maken, en met probleem
Man: als jij nu je naam niet kenbaar maakt dan ga ik het gesprek beëindigen
VE: moet je zelf weten, ik heb je nou gewaarschuwd, in ieder geval gezegd hoe en wat, hou je fucking hoerenvrouw bij jou en wees niet andere mensen tot last, thats it
Man: oké ik ga het gesprek beëindigen”
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 januari 2020 (pg. 60-62), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Dit verhoor wordt afgenomen middels het vraag- en antwoordprincipe. Een vraag wordt
aangeduid met (v) en een antwoord wordt aangeduid met (A).
In de nacht van 20 april 2019 liep een man op mij af die zich voorstelde als [verdachte] . Hij vroeg of ik bij het UWV werkte en of ik [slachtoffer] kende. Vanaf dat moment begon hij zijn verhaal dat ze niet te vertrouwen zou zijn, dat ik moest oppassen met haar. Het was een heel onsamenhangend verhaal. Het kwam erop neer dat [slachtoffer] drugs zou gebruiken, zich zou prostitueren. Ze zou veelvuldig bij zijn bovenbuurman verblijven en met hem luidruchtige seks hebben. Met deze luidruchtige seks valt ze [verdachte] lastig. Hij heeft er opnames van aangeboden om te beluisteren, maar dit heb ik geweigerd. Hij gaf aan dat zij hem heel veel geld had gekost, wel een paar miljoen. Ze zouden elkaar kennen omdat hij haar dealer zou zijn. Hij vertelde dat hij het heel raar vond dat ze getrouwd was, kinderen heeft maar wel met de bovenbuurman harde seks had. Hij gaf tijdens het gesprek aan dat hij 2 opties had van wat haar adres zou zijn. Hij noemde de straat [adres 6] in Breda. Hij heeft mij maanden later, in augustus 2019 berichten gestuurd vanaf een ander telefoonnummer: [telefoonnummer 2] . Op 5 augustus 2019 kreeg ik berichten van dit nummer zoals he, hoe is het? Ik vroeg toen wie dit was. Hij gaf aan dat hij [verdachte] was. Ik vroeg toen of hij diegene was die ik tegenkwam toen ik naar huis aan het wandelen was en dit bevestigde hij. Ik stuur u de conversatie met [verdachte] per mail naar u toe om bij mijn verklaring te voegen. In deze conversatie met [verdachte] beschuldigt hij haar ook van alles en nog wat.
V: Heeft [verdachte] nog geprobeerd om via jou met [slachtoffer] in contact te komen?
A: Hij heeft dit op 19 augustus 2019 geprobeerd via de berichten.
6.
Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , inhoudende whatsapp-chat tussen [getuige 2] en de verdachte (pg. 65-67):
19-08-19 22:39 - [verdachte] : Had je tog vorig keer verhaal verteld over jou [slachtoffer]
19-08-19 22:39 - [verdachte] : Heb jij haar daar toevallig nog op aan gesproken
19-08-19 22:39 - [verdachte] : of over gevraagd
19-08-19 22:39 - [verdachte] : Het zit namelijk zo
19-08-19 22:40 - [verdachte] : Ik wil haar eigenlijk best wel even spreken
19-08-19 22:41 - [verdachte] : Zij woont namelijk ook bij mijn buurman in en maakt opzettelijk overlast of loopt te schreeuwen en loopt keihard te kloppen op muren ook heeft zij volop sex met meerdere mannen
19-08-19 22:41 - [getuige 2] : Vergeet het maar [verdachte]
19-08-19 22:41 - [verdachte] : Ik vraag me af waarom en of het wel goed met haar gaat
19-08-19 22:41 - [verdachte] : Nee maar kan toch
19-08-19 22:42 - [verdachte] : Kan jij niet vragen waarom zij daar zit en daar overlast maakt en zich laat misbruiken volgens mij heeft zij Hulp nodig
19-08-19 22:43 - [getuige 2] : Ik heb hier geen zin in
19-08-19 22:43 - [verdachte] : bedoel het niet verkeerd of zo
19-08-19 22:43 - [verdachte] : Maar jij heb haar daarop niet aan gesproken nadat ik je had gesproken enig tijd geleden
19-08-19 22:44 - [verdachte] : Kijk ik kom haar geregeld tegen
19-08-19 22:44 - [verdachte] : Ik wil haar alleen niet aanspreken
19-08-19 22:45 - [verdachte] : Ik kan ook een briefje in haar brievenbus stoppen aan de [adres 6]
19-08-19 22:45 - [verdachte] : Maar ik dacht meschien als jij haar dagelijks ziet
19-08-19 22:45 - [verdachte] : vraag haar 2aarom zij zulke gekke dingen doet
19-08-19 22:46 - [verdachte] : en of zij geen hulp zelf nodig heeft
19-08-19 22:46 - [verdachte] : Ik zou graag met haar in gesprek willen gaan
19-08-19 22:47 - [verdachte] : Ik zou graag met haar in gesprek wiillen gaan
19-08-19 22:48 - [verdachte] : Weetje wat het is ik 2oonde aan [adres 1] en daar heeft zij toen ook ingeslopen en een jaar lang bij mij medebewoner ingewoond en verstoppertje gespeeld en bij mij ingebroken en min huis mogelijk in de fik gezet
19-08-19 22:49 - [verdachte] : En Mij de huis uitgezet
19-08-19 22:49 - [verdachte] : Nu zit zij weer bij mij buurman
19-08-19 22:49 - [getuige 2] : [verdachte] .. Je moet mij hier niet mee lastig vallen.
19-08-19 22:50 - [getuige 2] : Of je spreekt haar zelf aan of je bespreekt het met je behandelaar
19-08-19 22:50 - [verdachte] : Oke, laat het even bezinken vraag haar als je wil
19-08-19 22:50 - [verdachte] : Heb geen behandelaar
19-08-19 22:50 - [verdachte] : Heb daar nix mee te mak3n
19-08-19 22:50 - [verdachte] : Maar zij is mij toe last
19-08-19 22:51 - [verdachte] : Zij maakt overlast
19-08-19 22:51 - [getuige 2] : Dat ga ik niet doen
19-08-19 22:51 - [verdachte] : En roept om hulp
19-08-19 22:51 - [verdachte] : Oke
19-08-19 22:51 - [getuige 2] : Ik heb daar niets mee te maken, sorry
19-08-19 22:51 - [verdachte] : Neem me niet kwalijk
19-08-19 22:51 - [getuige 2] : Is echt niet aan mij
19-08-19 22:51 - [verdachte] : begrijp I bet
19-08-19 22:51 - [verdachte] : Snap het
19-08-19 22:52 - [verdachte] : Maar zij is lastig bij mij
19-08-19 22:52 - [verdachte] : Ook krijgt zij bij mijn buren slaag af en toe
19-08-19 22:52 - [verdachte] : Vind het egt erg
19-08-19 22:52 - [verdachte] : Meerdere mannen tegelijk
19-08-19 22:53 - [verdachte] : sekte werk
19-08-19 22:53 - [verdachte] : Vraag haar wat zin daar doet a.u.b..
19-08-19 22:53 - [verdachte] : Sorry
19-08-19 22:53 - [getuige 2] : nogmaals nee
19-08-19 22:53 - [verdachte] : voorde ongemak
19-08-19 22:53- [verdachte] :©
19-08-19 22:53- [verdachte] :
19-08-19 22:54 - [getuige 2] : jij hebt problemen met haar. succes ermee
19-08-19 22:54 - [verdachte] : Zij is gek
19-08-19 22:54 - [verdachte] : Ik meen het
19-08-19 22:54 - [verdachte] : Zij heeft problemen
19-08-19 22:54 - [verdachte] : praat met haar
19-08-19 22:54 - [verdachte] : Ik wil nix met haar te maken
19-08-19 22:55 - [verdachte] : Zij is ziek
19-08-19 22:55 - [verdachte] : Ik meen het
19-08-19 22:55 - [verdachte] : Maar het is laat ik ga hier niet mee belasten
19-08-19 22:55 - [verdachte] : denk er over na je helpt er wel mensen mee
19-08-19 22:56 - [verdachte] : Het is je collega
19-08-19 22:56 - [verdachte] : Maar laat het bezinken
19-08-19 22:56 - [verdachte] : Spreek je anders later als je wil
19-08-19 22:56 - [verdachte] : Sorry voor alles
19-08-19 22:58 - [getuige 2] : Je komt een klein beetje geobsedeerd over..
19-08-19 23:00 - [verdachte] : Nee joh
19-08-19 23:00 - [verdachte] : Ik heb of wil nix met haar te maken hebben
19-08-19 23:01 - [verdachte] : Zij is nix voor mij waard
19-08-19 23:01 - [verdachte] : Zij is een dief en liegt
19-08-19 23:01 - [verdachte] : Zij word daar dagelijks mogelijk verkracht
19-08-19 23:02 - [getuige 2] : Alleen al dat je dit allemaal zegt, duidt op iets anders
19-08-19 23:02 - [verdachte] : Maar meschien is heb niet zo verstandig om via de app.te praten
19-08-19 23:02 - [verdachte] : Als je wil drink morgen drankje samen met mij
19-08-19 23:03 - [getuige 2] : Nee dankje
19-08-19 23:03 - [verdachte] : Maar vraag me af
19-08-19 23:03 - [verdachte] : Op wat moet het anders duiden dan
19-08-19 23:03 - [getuige 2] : Ik heb geen tijd, maar anders ook niet
19-08-19 23:04 - [verdachte] : dat Ik opsessie voor [slachtoffer] heb of zo
19-08-19 23:04 - [verdachte] : obsessie
19-08-19 23:04 - [verdachte] : Zij is nix waard voor mij dat is een drugs cliënt
19-08-19 23:04- [verdachte] : Hoe
19-08-19 23:05 - [verdachte] : prostitutie
19-08-19 23:05 - [verdachte] : Is nix waard voor mij
19-08-19 23:05 - [verdachte] : Neem me niet kwalijk
19-08-19 23:05 [verdachte] : Heb veel mooie meisjes gehad
19-08-19 23:05 [verdachte] : Zij is mij alleen tot last
19-08-19 23:05 [verdachte] : l’m vraag me af waarom
19-08-19 23:06- [verdachte] : Meschien kan jij dat doen
19-08-19 23:06 [verdachte] : Zin zit bij mij buurman terwijl zin getrouwd is met( [getuige 3] )
19-08-19 23:06 [verdachte] . ©
19-08-19 23:06 [verdachte] : fuckk it
19-08-19 23.07 [verdachte] : Spreek je anders later
19-08-19 23:07 [getuige 2] : Hoe vaak moet ik nee zeggen?
19-08-19 23.07 [verdachte] : Neen, me kwalijk voor mij taalgebruik
19-08-19 23:08 [verdachte] : Geen probleem
19-08-19 23.09 [verdachte] : Ik praat gewoon met je de waarheid
19-08-19 23.09 [verdachte] : Ik heb hier ook geen zin in
19-08-19 23:09 [verdachte] : om te lullen
19-08-19 23:09 [verdachte] : Of jou hierbij te betrekken
19-08-19 23:10 [verdachte] : Ik laat het hierbij voor dit moment
19-08-19 23:12 [verdachte] : Ik spreek je nog wel als je dat wil”
7.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 15 juli 2020 (pg. 72-94), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik deed onderzoek naar belastende e-mails en vorderde de inhoud hiervan bij de Gemeente Breda. Ik kreeg van hen een viertal bestanden met e-mails, verstuurd door de heer [verdachte] . Ik las in de e-mail van 14 mei 2018 dat [verdachte] de aangeefster [slachtoffer] beschuldigd van diefstal en dat zij vertrouwelijk informatie zou hebben doorgespeeld naar de Gemeente Breda. Ik las verder dat de aangeefster veel drugs zou gebruiken, met iedereen naar bed zou gaan en overal over liegt en niet te vertrouwen is. Ik las dat hij de gemeente Breda en de aangeefster de schuld geeft dat hij alles is kwijt geraakt en nu een strafblad heeft. Ik las in de e-mail van 15 mei (
het hof begrijpt 2018) dat de heer [verdachte] wederom de aangeefster en de gemeente Breda de schuld geeft van alle problemen die hij nu heeft.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 20 juli 2020 (pg. 99-104), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Op 11 februari 2020 heeft de heer [verdachte] opnieuw twee e-mails gestuurd naar de Gemeente Breda en ik vorderde vervolgens de inhoud hiervan bij de Gemeente Breda. Ik las in de e-mail dat de heer [verdachte] dat heel veel last zou ondervinden van aangeefster en dat zij vanaf mei 2018 bij zijn buren zou verblijven en daar overlast zou veroorzaken. Ik las dat hij ook medewerkers van de reclassering, politie en zijn tandartsassistente had betrapt. Ze zouden psychisch niet in orde zijn en allemaal sekterituelen uitvoeren. Ik las dat aangeefster hem zou stalken tot in Dordrecht en zij racistische uitlatingen zou doen over moslims. Ik las verder dat aangeefster zichzelf zou prostitueren en ook eerder bij hem had ingebroken en spullen van hem had gestolen. Verder las ik dat de heer [verdachte] de suggestie wekt dat aangeefster de heer [verdachte] lastig blijft vallen en hierdoor problemen zou uitlokken. Ze zou hiermee volgens [verdachte] om aandacht vragen en juist willen dat [verdachte] haar lastig zou gaan vallen of dat haar moet aanvallen.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 15 juli 2020 (pg. 109-124), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik deed onderzoek naar de melding en de klacht die gedaan zou door [verdachte] en vorderde de inhoud hiervan bij [zorgaanbieder] . Ik kreeg van hen een tweetal bestanden toegestuurd, met daarin twee e-mails over de heer [verdachte] en een melding en klacht gedaan door de heer [verdachte] . Ik las in de e-mail van 7 juni (
het hof begrijpt 2019) dat de heer [verdachte] tegen medewerkers van [zorgaanbieder] heeft gezegd dat de aangeefster zich zelf zou prostitueren, drugs zou gebruiken en hij veel overlast van haar ondervindt. Ik las dat [verdachte] verder zegt dat hij wilt dat het ophoudt en hij anders genoodzaakt is om de mensen die destijds met de zaak te maken hebben gehad het lastig te gaan maken. Ik las verder in de melding die is gedaan door [verdachte] dat hij aangeeft dat de aangeefster hem stalkt en volgt en vele drugs en pillen zou gebruiken. Ze zou ook bij hem hebben ingebroken en bij hem brand hebben gesticht. Ik las verder dat aangeefster ook een seksuele relatie zou hebben met een medebewoner van meneer [verdachte] . Ik las dat de heer [verdachte] dit zelfde benoemt in de klacht die hij over de aangeefster heeft gedaan.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 20 juli 2020 (pg. 129-134), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
De heer [verdachte] heeft onder andere op 28 april 2020 een e-mail verstuurd naar de woningbouwstichting [woonstichting] waarin hij aangeefster beschuldigt van meerdere strafbare feiten en dat zij hem al jaren lastig zou vallen.
Ik las in de e-mail dat de heer [verdachte] aangeefster beschuldigt van stalking, inbraak, diefstal en drugsgebruik. Ik las dat hij aangaf dat de aangeefster zich zou voordoen als politie of arts om zo bij de buren binnen te komen. Zij zou vervolgens voodoo-rituelen uitvoeren en lid zijn van een sekte. Ik las verder dat hij aangeeft dat aangeefster hem zelfs in Dordrecht zou achtervolgen en mogelijk ook een van haar kinderen seksueel zou misbruiken. Aangeefster zou zich vermommen met pruiken en middels plastische chirurgie en zou de heer [verdachte] mee willen nemen in haar ellende en zo ervoor zorgen dat hij haar aanvalt of in de cel belandt.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen d.d. 15 februari 2020 (pg. 142-147), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik verbalisant [verbalisant 3] , ben werkzaam als waarnemend wijkagent in de wijk Princenhage
te Breda.
In het jaar 2019, ben ik meerdere keren gemaild door [verdachte] . In deze mails verwijst hij meerdere keren naar aangeefster [slachtoffer] . Hij heeft het in zijn mails over [slachtoffer] . Door mij zijn alle e-mails van [verdachte] , in relatie tot [slachtoffer] , in chronologische volgorde gekopieerd:
- een e-mail van 8 april 2019:
“Mevrouw [slachtoffer] deed aan [adres 1] insluipen zowel als overdag als ook s ’nachts. Het is zo dat mevrouw [slachtoffer] daar bijna een jaar heeft verbleven en waarbij zij zich verstopte en verschanste in de slaapkamer en woning van mijn medebewoner een Marokkaanse man die een cliënt is en waarbij zij heeft er alles aangedaan om mij uit die woning te krijgen en opzettelijk problemen te veroorzaken en mij heeft bestolen. Zij heeft ook drugs problemen. Ook bij de Gemeente Breda heeft zij foutieve informatie gegeven en voor problemen gezorgd waardoor ik geen medewerking kreeg van Gemeente Breda ambtenaren en waarbij er opzettelijk fouten gemaakt zijn.”
- een e-mail van 25 april 2019:
“Zij heeft foutieve informatie gegeven of verstrekt waardoor Gemeente Breda geen dienstverlening gaf. Mevrouw [slachtoffer] zit ernstig aan de drugs en drank, heroïne- en cocaïneverslaving. Zij heeft in mijn vorige woning ook brand gesticht, ingebroken en veel drugs gebruikt en had een sexrelatie met een medebewoner een cliënt [betrokkene 3] ze heeft dit samenwerking met hem gedaan en een hel van mijn leven gemaakt en heeft ervoor gezorgd dat ik daar ging vertrekken en op straat terecht kwam. Zij doet geregeld aan insluiping van woningen. Nu is het zo dat zij [slachtoffer] vanaf mei 2018 bij mij buurman verblijft aan [adres 2] . Zij geeft opzettelijk overlast slaat met bekers op de grond enzovoorts en maakt harde geluiden ook hebben zij met hengels tegen mij raam aan getikt vanuit boven verdieping enzovoorts.”
- een e-mail van 17 juni 2019:
“Zij heeft eerder in mijn woning ingeslopen aan [adres 1] ingebroken mijn huisraad gestolen brand gesticht, drugs daar gebruikt ook heeft zij daar een jaar lang verbleven sms ‘en met een medebewoner van mij dhr. [betrokkene 3] zij heeft samen met hem mij de woning uitgewerkt zij had daar drugs contacten en sexcontacten en mogelijk ook terroristische activiteiten.”
- een e-mail van 18 juni 2019:
“Wilde u aangeven dat er eerder al ingebroken was en dat ik bestolen ben van mijn huisraad en dat er brand is gesticht aan [adres 1] . Dit is gedaan door [slachtoffer] ook had zij daar een sex te met mijn medebewoner een cliënt en een drugsrelatie deze is ernstig drugsverslaafd en alcohol verslaafd. Zij liegt ook over alles en sluipt overal na binnen. Nu verblijft zij al zeker vanaf december 2017 zelf heb ik haar daar waargenomen dat zij daar verblijf sinds mei 2018. Zij bonkt schreeuwt en maakt sexgeluiden en zij gebruiken daar drugs.”
- een e-mail van 15 september 2019:
“Heb een hele grote conflict en zware ruzie met [slachtoffer] zij verblijft daar nu al meer dan 1.5 jaar en maakt daar overlast aan [adres 2] . Ben hier niet van gediend als ik haar aan spreek gaat zij zeggen dat ze bedreigd word gaat ze huilen en aangifte doen. Deze vrouw is een junk en heeft eerder in mij woning ingebroken aan [adres 1] .”
12.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 16 december 2019 (pg. 166-168), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [verdachte] :
Ik doe aangifte van stalking. Sinds mei 2018, is het mij opgevallen dat [slachtoffer] in het complex aan [adres 2] verblijft. Het viel mij op dat ik haar vaak tegen kwam bij de ingang en fietsenstalling. Ik heb gezien dat zij uit de woning aan [adres 2] kwam. Dit is de woning boven mijn appartement. Ik heb veel overlast van haar terwijl zij boven mij woont. Ik hoor dagelijks geluiden van het appartement boven mij. Ik hoor veel bonken en tikken ook zijn vaak seksgeluiden te horen. Ik heb het gevoel hierdoor dat ik uit mijn woning word getreiterd. Ik heb hierdoor geen woongenot. Er komen veel mensen bij haar over de vloer die overlast veroorzaken. (...) Sinds januari 2019, ondervind ik ook overlast van de buren van [adres 3] . De buren veroorzaken overlast door bonken en tikken op de muren. De mensen die bij de bovenburen van [adres 2] komen gaan ook bij de buren van [adres 3] . Ik heb contact gezocht met de buren van [adres 3] om te vragen waarom zij overlast veroorzaken. Zij vertelde mij dat ze geesten aan het oproepen waren. De stem van de vrouw die ik sprak herkende ik als de stem van [slachtoffer] . Het is me opgevallen dat er vaak politiemensen bij [adres 2] naar binnen gaan. Ik zag bijvoorbeeld dat er een grote negroïde man het appartement binnen ging. Ik herkende dat het om de politie ging omdat hij in het zwart gekleed was en met zilveren letters politie op de achterkant van zijn jas stond. Bij de politieagent in de woning was [slachtoffer] . Op 21 september 2019, omstreeks 19.00 uur, was ik aan [adres 4] . Ik was hier samen met [betrokkene 1] . Ik was met haar samen op haar slaapkamer. Ik hoorde dat er ruzie gemaakt werd in het appartement naast ons. Dit betreft [adres 5] . Ik hoorde dat personen elkaar sloegen. Ik hoorde vervolgens dat er mensen op de deur bonkte. Ik hoorde dat er mensen riepen: “Doe de deur open!”. Ik heb me vervolgens aangekleed en ben naar buiten gegaan. Ik heb vervolgens aangebeld bij het adres. Ik hoorde dat er achter de deur gesproken werd. Ik vermoed dat [slachtoffer] zich in de woning bevond. (...) Begin oktober 2019 werd ik terwijl ik naar huis reed vanaf [adres 4] gevolgd door een groen transporter busje in dit busje zat [slachtoffer] .”
13.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 augustus 2020 (pg. 206 en 207), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 4] :
In september 2019 werd er gebeld op de huistelefoon van mijn dochter. Toen ik de stem hoorde herkende ik deze gelijk als de stem van [verdachte] . [verdachte] is in het verleden begeleid door mijn dochter [slachtoffer] en sindsdien valt hij haar lastig. Ik weet dat hij al vaker heeft gebeld naar mijn dochter en één keer heeft mijn schoonzoon [getuige 3] een telefoongesprek opgenomen. Hij heeft mij dat gesprek laten luisteren en daar herkende ik de stem van [verdachte] van. [verdachte] heeft voor mij een hele karakteristieke stem die ik snel herken als ik die hoor. Toen [verdachte] dus belde en ik opnam zei hij geen naam. Ik hoorde dat hij zei: “Hallo mevrouw, is [slachtoffer] ook thuis?”
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Op gronden nader verwoord in de pleitnota heeft de verdediging – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. De verdachte ontkent het tenlastegelegde en de tenlastegelegde handelingen zijn op geen enkele manier te koppelen aan verdachte. Zelfs als dit wel het geval zou zijn dan is er geen sprake van belaging, nu de incidenten smaad betreffen en dit niet ten laste is gelegd. Bovendien volgt uit het dossier dat het merendeel van de berichten aangeefster niet heeft bereikt. Met de berichten die haar wel hebben bereikt is niet voldaan aan het criterium dat de aard, duur en frequentie voldoende zijn om te kunnen spreken van een stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Het hof heeft geen enkele twijfel dat het de verdachte is geweest die de bewezenverklaarde handelingen heeft verricht. Zowel hijzelf als zijn stem zijn herkend door getuigen en hij heeft bij die gelegenheden in enkele gevallen zijn eigen naam gebruikt. Daarbij bevatten de geuite teksten, berichten en e-mails vaak informatie die alleen de verdachte kan weten, zoals de informatie dat hij getuige [getuige 2] een keer in de stad ontmoet had en informatie over zijn persoonlijke geschiedenis. Bovendien past de inhoud van de smadelijke en lasterlijke uitlatingen bij de door de verdachte tegen diverse (opsporings)instanties geuite grieven, waaronder zijn aangifte bij de politie (die de verdachte niet heeft betwist), zijn verklaring bij de rechter-commissaris in het kader van de inverzekeringstelling en bewaring en zijn verklaring tijdens de zitting in eerste aanleg van 9 juni 2021 en tijdens de zittingen in hoger beroep. Ook is een terugkerend thema in de diverse uitlatingen dat aangeefster hem “tot last is”, “overlast maakt” en dat zij “sex” heeft met meerdere mannen. Voor het scenario dat een ander de verdachte er in probeert te luizen door de hem verweten handelingen onder zijn naam te verrichten, bevatten het dossier en het verhandelde ter zitting geen enkel aanknopingspunt.
De vraag die het hof vervolgens moet beantwoorden is of de handelingen van de verdachte zijn te kwalificeren als strafbare belaging. Van belaging is sprake wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt, waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De kern van art. 285b Sr wordt gevormd door de stelselmatige inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer. Stelselmatigheid veronderstelt een herhaling van gedragingen, zoals iemand herhaaldelijk lastig vallen. Dit kan door een en dezelfde activiteit, maar ook d.m.v. een variëteit aan gedragingen. Belagingshandelingen zijn bijvoorbeeld het op straat achtervolgen, het uiten van bedreigingen, het telefonisch of schriftelijk ongewenst benaderen, het voor de woning of werkplek posten, het ongevraagd geven van opdrachten op naam van het slachtoffer, het verspreiden van valse geruchten over het slachtoffer, het bekladden van de woning, het beschadigen, vernielen of verplaatsen van goederen, het onder valse voorwendselen informatie inwinnen bij instanties over het slachtoffer, het telkenmale nodeloos aanspannen van gerechtelijke procedures etc. Een variëteit aan gedragingen kan het stelselmatige karakter opleveren. Hieruit volgt dat de smadelijke en/of lasterlijke gedragingen van de verdachte als zodanig kunnen worden aangemerkt indien hierdoor stelselmatig een inbreuk wordt gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer.
Uit de wetsgeschiedenis en de rechtspraak blijkt dat de stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van iemand mede kan bestaan uit de omstandigheid dat ook derden uit de leef- en werkomgeving van het slachtoffer zijn benaderd en dat (indirecte) contacten als zodanig voor het bewijs van belaging van het slachtoffer kunnen worden gebruikt.
Voor een bewezenverklaring van belaging is niet vereist dat het slachtoffer zich van alle belagingshandelingen direct bewust is geweest, mits het slachtoffer nadien ten minste van een van die handelingen op de hoogte is geraakt (zie HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095).
Het hof is van oordeel dat deze factoren, naar objectieve maatstaven bezien, zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster sprake is geweest. Het hof verwijst hierbij in het bijzonder naar de verschillende manieren waarop de verdachte, soms op geraffineerde wijze, gedurende een lange periode met enige regelmaat contact heeft gezocht met (bekenden van) aangeefster en haar vorige werkgever. Hij heeft diverse smadelijke en lasterlijke e-mails gestuurd over aangeefster en haar ook in ieder geval twee keer thuis opgebeld, waarbij hij tegen de echtgenoot van aangeefster smadelijke en lasterlijke uitlatingen heeft gedaan. De verdachte heeft ook via derden geprobeerd contact met aangeefster te krijgen, waarbij hij volgens de getuigen een dwingende houding aannam. De verdachte heeft daarnaast fysiek contact gezocht met een persoon in de nabije omgeving van aangeefster en haar smadelijke en lasterlijke verhalen over aangeefster verteld. Daarna heeft hij deze persoon ook telefonisch berichten gestuurd, met opnieuw een smadelijke en lasterlijke inhoud.
De verdachte heeft op voornoemde, zeer indringende en obsessieve wijze geprobeerd om met aangeefster in contact te komen en heeft haar daardoor gedwongen te dulden dat hij, al dan niet indirect, contact met haar bleef opnemen. Dat aangeefster hierdoor in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast blijkt bovendien uit haar in eerste aanleg overgelegde slachtofferverklaring, waarin zij uiteenzet dat zij en haar gezin en familie angstig zijn, dat zij door het handelen van de verdachte van baan is gewisseld en dat zij niet langer in vrijheid kan leven. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman dat er voor een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer moet gaan om gedragingen die het slachtoffer moeten hebben bereikt. Los van het feit dat uit het dossier blijkt dat de meeste berichten aangeefster wel degelijk bereikt hebben, vindt die opvatting geen steun in het recht.
Gelet op vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster.
Voorwaardelijk verzoek
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bij wijze van voorwaardelijk verzoek, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht om de 16 getuigen vermeld in de appelschriftuur d.d. 29 november 2021, in het bijzonder ex-vriendin [betrokkene 2] , de heer [betrokkene 3] (voormalig huisgenoot) te horen als getuige. Zij zouden kunnen verklaren dat de verdachte door aangeefster wordt lastiggevallen, aldus de verdediging.
Het hof wijst dit verzoek af en overweegt daartoe dat het horen van deze getuigen niet noodzakelijk is voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering en daarnaast dat het horen van deze getuigen niet relevant is voor het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt. Tevens merkt het hof op dat als al sprake zou zijn van een netwerk om aangeefster heen, zoals de verdachte stelt, dit ter bescherming van aangeefster is naar aanleiding van de belaging van aangeefster.
Verzoek na sluiting onderzoek ter terechtzitting
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof nog een verzoek van de verdediging in verband met het horen van een getuige ontvangen. Hierin heeft het hof geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan geoordeeld moet worden dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest, het hof zich ook overigens voldoende voorgelicht acht en het verzochte niet noodzakelijk is.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft het hof verzocht om geen (gemaximeerde) TBS-maatregel op te leggen en te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.
Voorts is het hof verzocht om geen GVM (gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr) op te leggen en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af te wijzen.
Op te leggen gevangenisstraf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van tweeëneenhalf jaar schuldig gemaakt aan belaging van een van zijn voormalige zorgverleners. Hij heeft op een groot aantal verschillende wijzen geprobeerd in contact te komen met aangeefster en heeft haar bij diverse personen en instanties in een kwaad daglicht proberen te stellen. De verdachte schuwde hierbij niet om personen in de directe omgeving van aangeefster zowel telefonisch als fysiek te benaderen. Hierdoor is op ernstige wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor een forse psychische belasting opleveren. De verdachte heeft bij het plegen van het feit op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en haar familie. Het dagelijks leven van het slachtoffer is door het handelen van de verdachte in negatieve zin beïnvloed en gehinderd en heeft bij haar jarenlang veel gevoelens van angst veroorzaakt, zoals onder meer blijkt uit de aangifte en de schriftelijke slachtofferverklaring.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof heeft in strafverzwarende zin meegewogen dat het slachtoffer een voormalig hulpverleenster van de verdachte betreft. Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan gedurende het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in verband met een juiste normhandhaving en vanuit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met de oplegging van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht het hof, evenals de rechtbank en zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
TBS-maatregel
De vraag die het hof moet beantwoorden is of, naast de oplegging van een gevangenisstraf, ook de noodzaak bestaat tot het opleggen van TBS met dwangverpleging, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal.
TBS met dwangverpleging kan worden opgelegd indien bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit, voor zover hier van belang, een misdrijf te zijn zoals omschreven in artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Het hof stelt vast dat de verdachte zeer beperkt heeft meegewerkt aan gedragskundig onderzoek. In artikel 37a lid 3 Sr is bepaald dat voor oplegging van TBS is vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht. Door de weigerende houding van de verdachte hebben deskundigen in december 2020 bij zowel het dubbel persoonlijkheidsonderzoek (hierna: dubbel PO) als het onderzoek in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van augustus 2021 geen compleet beeld kunnen krijgen van de psychische gesteldheid van de verdachte. Hierdoor hebben de deskundigen zich onthouden van een advies omtrent de toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico. In hoger beroep (ter terechtzitting van 3 april 2023) heeft de verdachte aangegeven alsnog te willen meewerken aan een psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Het hof beschikt dan ook tevens over de rapportages van psychiater [psychiater] d.d. 19 juli 2024 en psycholoog [psycholoog 1] d.d. 1 augustus 2024. Ook aan deze rapportages heeft de verdachte slechts heel beperkt meegewerkt. De deskundige [psychiater] heeft hierbij opgemerkt dat de verdachte beperkt heeft meegewerkt en dat deze beperkte medewerking waarschijnlijk samenhangt met de psychopathologie van de verdachte waarbij wantrouwen een rol speelt.
De deskundige [psychiater] komt op basis van de beschikbare stukken en zijn eigen onderzoek tot de volgende conclusie. Uit de gerechtelijke stukken komt een instabiele man naar voren met verregaande waanideeën over instanties en personen, in het bijzonder over aangeefster. Sinds 2019 lijkt zijn wantrouwen richting personen en instanties toegenomen te zijn. Zijn ideeën namen steeds meer een bizar karakter aan. In de gesprekken met onderzochte wordt duidelijk dat er bij hem sprake is van langdurige benadelingsideeën, pathologische misidentificatie en bizarre samenspanningswanen. Er is bij onderzochte sprake van een waanstoornis met paranoïde denkbeelden. Deze waanstoornis bestond ten tijde van hetgeen hem is tenlastegelegd. Onderzochte was zeer gepreoccupeerd met aangeefster. Vanwege de ontkenning en omdat er slechts een beperkt zicht is ontstaan op de omstandigheden waarin het tenlastegelegde plaatsvond en wat de motieven en drijfveren van onderzochte waren, is het niet mogelijk een uitspraak te doen in welke mate de waanstoornis een rol speelde. Daarbij komt dat de persoonlijkheid onvoldoende in beeld is gekomen. De psychiater onthoudt zich van een uitspraak met betrekking tot het toerekenen. Een risicoprognose en een advies over de te volgen interventie kunnen evenmin worden gegeven.
De deskundige [psycholoog 1] stelt dat het onderzoek inhoudelijk onvolledig is gebleven omdat de verdachte onvoldoende zicht op zijn persoon heeft gegeven met als gevolg dat er onvoldoende zicht is gekregen op de persoon van de verdachte om vast te kunnen stellen in hoeverre er sprake is van een psychische problematiek.
Aangezien de verdachte slechts beperkt zijn medewerking heeft verleend aan al het geëntameerde gedragsdeskundig onderzoek merkt het hof de verdachte aan als weigerende observandus zoals bedoeld in artikel 37a lid 4 Sr. Hierdoor blijft het bepaalde in artikel 37a lid 3 Sr buiten toepassing. Wel blijft vereist dat een ziekelijke stoornis of gebrekkige geestelijke ontwikkeling wordt vastgesteld. Het hof overweegt in dat kader als volgt.
In het Pro Justitie rapport van psychiater [psychiater] is er volgens de deskundige bij de verdachte sprake van een waanstoornis met paranoïde denkbeelden. Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne. In combinatie met hetgeen door het hof is waargenomen met betrekking tot de persoon van de verdachte stelt het hof vast dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr.
Herhalingsgevaar en algemene veiligheid van personen
Het hof acht het zorgwekkend dat de verdachte het door hem gepleegde feit volstrekt ontkent, terwijl hij tegelijkertijd onophoudelijk doorgaat met het lastigvallen van hulpverlenende instanties. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij is veroordeeld wegens het meermalen uiten van ernstige bedreigingen tegen een ambtenaar gedurende een periode van acht maanden. De verdachte is in 2019 aangehouden met een doorgeladen vuurwapen. Voor dit feit is hij inmiddels onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt dit feit mee als indicatie voor het gevaar dat van de verdachte uit gaat. Hierbij komt dat op de telefoon van de verdachte zowel foto’s van aangeefster zelf, als een foto van haar adresgegevens zijn aangetroffen. De verdachte schuwt ook niet om achter privé-gegevens aan te gaan en aan de hand hiervan personen fysiek op te zoeken. De recherchepsycholoog, [psycholoog 2] , heeft naar aanleiding van het voorgeleidingsconsult dat zij met de verdachte heeft gehad aangegeven dat in de loop van 2019 het wantrouwen van de verdachte tegen allerlei personen en instanties toe lijkt te nemen en zijn ideeën een meer bizar karakter lijken te krijgen. Ook het hof heeft dit kunnen constateren in sommige e-mails van de verdachte, waarin hij aangeefster beticht van voodoopraktijken, geesten oproepen en plastische chirurgie om hem in verschillende gedaanten te stalken. Bovendien heeft de reclassering in een anoniem rapport waartoe zij zich genoodzaakt zag - hetgeen zeer uitzonderlijk is - de kans op recidive, letselschade en onttrekking als hoog ingeschat. Het hof is op basis van deze omstandigheden van oordeel dat er zonder adequate behandeling een reële kans op herhaling en escalatie aanwezig is, waarbij gevaar voor anderen bestaat. Het hof acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat de verdachte voor anderen oplevert, TBS met dwangverpleging noodzakelijk en proportioneel.
Vorenstaande maakt dat naar het oordeel van het hof voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van TBS met dwangverpleging stelt, te weten:
- bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- het gepleegde misdrijf is specifiek genoemd in artikel 37a lid 1Sr;
- de veiligheid van anderen eist deze maatregel.
Alternatieven
Het hof acht oplegging van de maatregel de enige mogelijkheid om het herhalingsgevaar te verminderen dan wel tegen te gaan. Een minder verstrekkende mogelijkheid dan het opleggen van de TBS met dwangverpleging ziet het hof niet. Ter zitting is gebleken dat de verdachte geen enkel inzicht heeft in zijn problematiek en de schuld van al zijn problemen bij (voornamelijk) hulpverlenende instanties en personen legt. Ook heeft de verdachte niet dan wel onvoldoende meegewerkt aan onderzoek naar zijn persoon en heeft hij blijk gegeven niet open te staan voor hulp. Voorts heeft de reclassering te kennen gegeven geen alternatieven te zien voor oplegging van een TBS maatregel anders dan met een bevel dwangverpleging. Doordat de verdachte geen inzicht heeft in zijn eigen problematiek en iedere vorm van hulp weigert kan niet worden volstaan met een minder ingrijpend middel.
Duur
Ingevolge artikel 38e Sr gaat de maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof heeft dienaangaande alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en komt op grond daarvan tot het oordeel dat het feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van de verdachte wordt opgelegd, met de verdediging en anders dan de advocaat generaal, niet kan worden beschouwd als misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, nu uit de door de verdachte verrichte belagende gedragingen niet kan worden afgeleid dat die onmiskenbaar waren gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, waarbij de belaging evenmin is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag.
Dit brengt op grond van artikel 38e eerste lid van het Wetboek van Strafrecht mee dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
De maatregel langdurig toezicht ex artikel 38z Wetboek van Strafrecht
Het hof ziet aanleiding om – naast de maatregel van TBS met dwangverpleging – tevens een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om de verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is.
Nu het hof de terbeschikkingstelling van verdachte gelast, is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De door het hof op te leggen gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling zal na ommekomst van ten hoogste vier jaren van rechtswege eindigen. Een langdurige behandeling van de verdachte kan daarna niet meer plaatsvinden in het kader van een dergelijke maatregel. Toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kunnen op die manier niet ondervangen worden.
Naar het oordeel van het hof is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Het hof heeft daarbij gelet op de voorgeschiedenis van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte mogelijk langdurig toezicht nodig heeft.
Gelet hierop acht het hof het noodzakelijk om de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde ter beschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Vordering tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 4 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. Het hof acht toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging niet opportuun, mede gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest en de opgelegde TBS maatregel.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38z, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Zeeland-West-Brabant van 2 oktober 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 4 maart 2019 met parketnummer 20-002089-18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. dr. M.J.M.A. van der Put, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 17 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.V. Pelser en mr. L.C.J.M. Hillebrandt zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de hiernavolgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van politie, Eenheid Zeeland-West-Brabant, District De Baronie, Basisteam Weerijs, registratienummer PL2000-2020190170 Z met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , sluitingsdatum 22 juli 2020, bestaande uit in de wettige vorm opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften, doorgenummerde dossierpagina’s 1-214. De inhoud van de processen-verbaal is telkens zakelijk weergegeven.