ECLI:NL:GHSHE:2025:83

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
200.342.719_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep na overlijden rechthebbende in bewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] tot opheffing van het bewind dat op haar goederen was ingesteld. De rechtbank Limburg had eerder, op 27 maart 2024, het verzoek van [verzoekster] afgewezen. In hoger beroep heeft [verzoekster] verzocht deze beschikking te vernietigen en haar verzoek alsnog toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2024 is echter medegedeeld dat [verzoekster] op 13 december 2024 is overleden. Dit heeft gevolgen voor de procedure, aangezien het bewind van rechtswege eindigt bij het overlijden van de rechthebbende, zoals bepaald in artikel 1:449 BW. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoekster] geen belang meer heeft bij het hoger beroep, waardoor het verzoek is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van der Horst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 januari 2025
Zaaknummer: 200.342.719/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10812096 BM VERZ 23-5581
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster] ,
laatstelijk wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
-
[bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de bewindvoerder,
advocaat: mr. P.A. Schippers;
-
de heer [echtgenoot],
wonende te [woonplaats] ,
echtgenoot van [verzoekster] ,
hierna: [echtgenoot] ;
-
mevrouw [dochter],
wonende te [woonplaats] ,
dochter van [verzoekster] ,
hierna: [dochter] .
In het kort
[verzoekster] is het er niet mee eens dat de rechtbank haar verzoek tot opheffing van het bewind heeft afgewezen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 27 maart 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 juni 2024, heeft [verzoekster] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alsnog haar verzoek tot opheffing van het bewind toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2024, heeft de bewindvoerder verzocht de grieven van [verzoekster] af te wijzen, althans deze ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 29 januari 2024.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • mr. Stassen;
  • mevrouw [bewindvoerder] (de bewindvoerder), bijgestaan door mr. Schippers.
Opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet verschenen zijn: [verzoekster] , [echtgenoot] en [dochter] .
Het hof heeft op de mondelinge behandeling medegedeeld uiterlijk op 16 januari 2025 schriftelijk uitspraak te doen.
2.5.
Vervolgens heeft het hof op 16 december 2024 een V-formulier ontvangen van de advocaat van de bewindvoerder met de mededeling dat [verzoekster] op 13 december 2024 is overleden. Het hof heeft de advocaat van [verzoekster] verzocht om het hof te laten weten wat dit betekent voor de procedure in hoger beroep. Bij V-formulier van 16 december 2024 en
e-mailbericht van 19 december 2024 heeft de advocaat van [verzoekster] het hof bericht dat het bewind op grond van artikel 1:449 BW dient te worden beëindigd vanwege het overlijden van [verzoekster] .

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 8 november 2013 heeft de kantonrechter over de goederen die [verzoekster] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld. [bewindvoerder] is de bewindvoerder, in de personen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoekster] tot opheffing van het bewind afgewezen.
3.3.
[verzoekster] kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Ze verzoekt in hoger beroep vernietiging van de bestreden beschikking en alsnog toewijzing van haar verzoek tot opheffing van het bewind. De bewindvoerder heeft een verweerschrift ingediend. Voor de (onderbouwing van de) standpunten van [verzoekster] en de bewindvoerder verwijst het hof naar de inhoud van het beroep- en verweerschrift.
Het hof overweegt als volgt.
3.4.
Op grond van artikel 1:449 lid 1 Burgerlijk Wetboek eindigt het bewind door de dood van de rechthebbende. Deze situatie is aan de orde. [verzoekster] is op 13 december 2024 overleden. Dat betekent dat het bewind met ingang van die datum van rechtswege is geëindigd. Daaruit volgt dat [verzoekster] geen belang meer heeft bij het hoger beroep en dat haar verzoek om die reden zal worden afgewezen. Het hof zal dit vastleggen in het dictum van deze beschikking.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, E.J.M. van Engelen, S.P.A. Wensink-Vergunst en is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.