Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ),
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige 1]. De moeder van [minderjarige 1] heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 27 september 2024 aangevochten, waarin [minderjarige 1] onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) voor een periode van één jaar. De moeder betwist dat er sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige 1] en stelt dat zij in staat is om voor hem te zorgen zonder ondertoezichtstelling. De Raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter ernstige zorgen geuit over de opvoedsituatie van [minderjarige 1], waaronder zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en de leefomstandigheden in de woning van de moeder. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in de situatie en niet adequaat samenwerkt met de hulpverlening. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de aanhoudende zorgen over [minderjarige 1]. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van [minderjarige 1] voorop staat.