ECLI:NL:GHSHE:2025:916

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
200.343.201_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur van een deelauto via elektronisch bestelproces en de naleving van de bestelknopbepaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Collect Car B.V., handelend onder de naam Greenwheels, tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg. Greenwheels had een consument, aangeduid als [geïntimeerde], aangeklaagd voor het niet betalen van facturen die voortvloeiden uit een overeenkomst voor het huren van een auto. De kantonrechter had de vordering van Greenwheels afgewezen, omdat het elektronische bestelproces niet voldeed aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW, dat stelt dat de consument duidelijk moet worden gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Greenwheels heeft in hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij zij betoogt dat het bestelproces wel aan de wettelijke eisen voldoet. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor een memorie na tussenarrest, waarin Greenwheels moet uiteenzetten of haar bestelproces voldoet aan de eisen van de Hoge Raad in recente prejudiciële beslissingen. Het hof houdt verdere oordelen aan, maar benadrukt dat de rechter ambtshalve moet toetsen of aan de informatieverplichtingen is voldaan, ook als de consument niet verschijnt. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het gaat om de toepassing van de regels omtrent overeenkomsten op afstand en de sancties bij schending van informatieplichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.343.201/01
arrest van 1 april 2025
in de zaak van
Collect Car B.V., handelend onder de naam Greenwheels,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Greenwheels ,
advocaat: mr. W. Boeters te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
niet verschenen in hoger beroep, verstek verleend,
op het bij exploot van dagvaarding van 27 juni 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 27 maart 2024, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Greenwheels als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 10984801 CV EXPL 24-1299)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek;
  • de door Greenwheels genomen memorie van grieven met producties 2 en 3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten en de kern van het geschil
3.1.1. Het gaat in deze zaak naar de kern genomen om de vraag of het elektronische bestelproces van Greenwheels , waarmee [geïntimeerde] bij Greenwheels een auto heeft gehuurd, voldeed aan de eisen die artikel 6:230v BW daaraan stelt, en om de vraag welke gevolgen het moet hebben indien het elektronische bestelproces daar niet aan voldeed.
3.1.2. In dit hoger beroep kan op hoofdlijnen worden uitgegaan van de volgende feiten
  • a. Greenwheels houdt zich onder meer bezig met de verhuur van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
  • b. Tussen [geïntimeerde] en Greenwheels is op 16 mei 2023 via de website van Greenwheels een overeenkomst gesloten, waarbij Greenwheels zich ertoe heeft verbonden een auto of auto’s ter beschikking te stellen aan [geïntimeerde] , en [geïntimeerde] zich ertoe heeft verbonden maandelijks abonnementskosten te betalen en – bij gebruik van de auto – een ritprijs te betalen zoals omschreven in de overeenkomst. [geïntimeerde] heeft bij het sluiten van die overeenkomst gehandeld als consument.
  • c. Op basis van de overeenkomst heeft Greenwheels aan [geïntimeerde] een factuur van 5 juni 2023 gezonden ten bedrage van € 1.792,28 inclusief btw.
  • d. Verder heeft Greenwheels op basis van de overeenkomst aan [geïntimeerde] een factuur van 20 juni 2023 gezonden ten bedrage van € 1.132,50.
  • e. [geïntimeerde] heeft beide facturen onbetaald gelaten. Greenwheels heeft [geïntimeerde] in verband daarmee diverse betalingsherinneringen gestuurd.
  • f. Het door Greenwheels ingeschakelde invorderingsbedrijf heeft [geïntimeerde] meerdere sommaties gestuurd ter zake de onbetaald gelaten facturen.
Het geding bij de kantonrechter
3.2.1. In het geding bij de kantonrechter vorderde Greenwheels veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 3.556,82, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding, zijnde 6 februari 2024, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente daarover.
Het gevorderde bedrag van € 3.556,82 bestaat uit de volgende onderdelen:
  • € 2.924,78 aan hoofdsom;
  • € 126,89 aan rente over de hoofdsom, berekend tot aan de datum van de inleidende dagvaarding;
  • € 417,48 aan incassokosten;
  • € 87,67 aan btw over de incassokosten.
3.2.2. Aan deze vordering heeft Greenwheels , samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[geïntimeerde] en Greenwheels hebben op 16 mei 2023 een overeenkomst gesloten, waarbij Greenwheels zich ertoe heeft verbonden een auto of auto’s ter beschikking te stellen aan [geïntimeerde] , en [geïntimeerde] zich ertoe heeft verbonden maandelijks abonnementskosten te betalen en – bij gebruik van de auto – een ritprijs te betalen zoals omschreven in de overeenkomst. Greenwheels heeft aan [geïntimeerde] op basis van de overeenkomst facturen gezonden. [geïntimeerde] heeft die facturen ten onrechte onbetaald gelaten, en hij moet die facturen alsnog voldoen, vermeerderd met rente en incassokosten.
3.2.3. [geïntimeerde] is in het geding bij de kantonrechter niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
3.2.4. In het beroepen vonnis van 27 maart 2024 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
  • De vordering van Greenwheels is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. De handelaar moet bij het sluiten van dat soort overeenkomsten voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW (rov. 2.1).
  • Greenwheels moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan. De rechter moet vervolgens ambtshalve onderzoeken of aan de plichten is voldaan, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n informatieplicht moet de rechter een sanctie toepassen (zie HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677) (rov. 2.2).
  • Volgens artikel 6:230v lid 3 BW moet de handelaar het elektronische bestelproces zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Een bestelknop of soortgelijke functie moet een ondubbelzinnige formulering bevatten die goed leesbaar is en waaruit blijkt dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting ten opzichte van de handelaar inhoudt. Een overeenkomst die in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand komt, is vernietigbaar (rov. 2.3).
  • Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop waarmee de consument het bestelproces afrondt (Zie HvJEU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269). Er mag geen acht worden geslagen op de verdere omstandigheden van het bestelproces (rov. 2.4).
  • Greenwheels heeft geen, dan wel onleesbare/onvolledige printscreens van de bestelprocedure overgelegd. Daardoor kan de kantonrechter niet (ambtshalve) toetsen of voldaan is aan hetgeen hiervoor is overwogen (rov. 2.5).
  • Door de gebrekkige wijze waarop Greenwheels haar vordering heeft onderbouwd, kan de kantonrechter niet kan vaststellen of de overeenkomst is gesloten met een knop als bedoeld in artikel 6:230v lid 3 BW en, zo ja, of die knop voldoet aan de eisen die 6:230v lid 3 BW daaraan stelt. Daarom zal de kantonrechter de vordering van Greenwheels afwijzen. De vordering is namelijk gebaseerd op de tussen partijen op afstand gesloten overeenkomst. Als deze overeenkomst is gesloten met een knop die niet voldoet aan de wettelijke vereisten, zou dat tot vernietiging van de overeenkomst moeten leiden (rov. 2.6).
  • De kantonrechter zal Greenwheels niet meer in de gelegenheid stellen om te reageren op de vernietiging. Het rechtsgevolg vernietiging van de overeenkomst is in de wet opgenomen en moet ambtshalve worden toegepast. [geïntimeerde] is niet verschenen en van enig bezwaar van hem tegen vernietiging van de overeenkomst is niet gebleken (rov. 2.7).
  • Op grond van het voorgaande moeten de vorderingen van Greenwheels worden afgewezen.
  • De kantonrechter komt niet meer toe aan ambtshalve toetsing van de overige (pre)contractuele informatieplichten (rov. 2.9).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vordering van Greenwheels afgewezen en Greenwheels in de proceskosten veroordeeld, welke kosten de kantonrechter aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil heeft begroot.
Het geding in hoger beroep.
3.3.1 Greenwheels heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd tegen het vonnis. Op basis van die grieven heeft Greenwheels geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
3.3.2. [geïntimeerde] is ook in hoger beroep niet verschenen.
Over de twee grieven
3.4.1. De twee grieven die Greenwheels tegen het beroepen vonnis heeft aangevoerd, overlappen elkaar ten dele. Het hof zal de grieven daarom gezamenlijk behandelen.
3.4.2. Door middel van de grieven voert Greenwheels naar de kern genomen twee bezwaren aan tegen het beroepen vonnis. Die bezwaren houden, samengevat, het volgende in:
  • A. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat het bestelproces van Greenwheels , waarmee de overeenkomst tot stand gekomen is, niet voldoet aan de eisen die artikel 6:230v lid 3 BW daaraan stelt. Het bestelproces van Greenwheels voldoet daar wel aan.
  • B. Indien al geoordeeld moet worden dat het bestelproces van Greenwheels , waarmee de overeenkomst tot stand gekomen is, niet voldoet aan de eisen die artikel 6:230v lid 3 BW daaraan stelt, had de kantonrechter de vordering van Greenwheels niet geheel moeten afwijzen maar als sanctie moeten volstaan met een vermindering van de toewijsbare hoofdsom.
Het hof zal deze twee bezwaren in het onderstaande bespreken.
Met betrekking tot bezwaar A: voldoet het elektronische bestelproces van Greenwheels , waarmee de overeenkomst tot stand gekomen is, aan de eisen die artikel 6:230v lid 3 BW daaraan stelt?
3.5.1. Artikel 6:230v BW heeft betrekking op de informatie die een handelaar bij en voor het aangaan van een overeenkomst op afstand moet verstrekken aan de wederpartij die consument is. Lid 3 van dit artikel luidt als volgt:
“De handelaar richt zijn elektronische bestelproces op zodanige wijze in dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop of soortgelijke functie, is aan de vorige zin voldaan indien bij het plaatsen van de bestelling in niet voor misverstand vatbare termen en op goed leesbare wijze blijkt dat de aanvaarding een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. Een knop of soortgelijke functie wordt daartoe op een goed leesbare wijze aangemerkt met een ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. De enkele zinsnede ‘bestelling met betalingsverplichting’ wordt aangemerkt als een dergelijke ondubbelzinnige verklaring. Een overeenkomst die in strijd met dit lid tot stand komt, is vernietigbaar.”
3.5.2. Op 4 oktober 2024 heeft de Hoge Raad in twee prejudiciële beslissingen prejudiciële vragen over artikel 6:230v lid 3 BW beantwoord (HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355 en HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366).
3.5.3. De Hoge Raad heeft bij de prejudiciële beslissing van 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, onder meer als volgt geoordeeld over de eisen die artikel 6:230v BW stelt aan het bestelproces:
“De eerste prejudiciële vraag
4.7.1 Voor de beantwoording van de vraag of een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, is gelet op de hiervoor in 4.6.1 aangehaalde overwegingen uit het Fuhrmann-arrest van belang of deze tekst in het Nederlands, zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting.
4.7.2 De vraag of een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, wordt in de feitenrechtspraak wisselend beantwoord (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.28). De Hoge Raad ziet hierin aanleiding om met het oog op de rechtseenheid deze vraag te beantwoorden.
4.7.3 Wanneer een handelaar zaken of diensten aanbiedt op een website en aan de consument daar een knop toont met de tekst ‘bestelling plaatsen’, kan niet worden gezegd dat die tekst zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. Bovendien maken de tekst van en de toelichting bij art. 6:230v lid 3 BW uitdrukkelijk onderscheid tussen ‘bestellen’ of ‘een bestelling plaatsen’ enerzijds en een ‘betalingsverplichting aangaan’ anderzijds. Datzelfde geldt voor art. 8 lid 2, tweede alinea van de richtlijn en de considerans (zie hiervoor in 4.4). Ook tegen die achtergrond moet worden aangenomen dat de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet overeenkomt met de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’ in de zin van art. 6:230v lid 3 BW en art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten en dat niet kan worden aangenomen dat de term ‘bestelling plaatsen’ door de gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting.
4.7.4 Uit hetgeen hiervoor in 4.7.3 is overwogen, volgt dat een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW. Hetzelfde geldt voor een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’ of ‘bestelling afronden’. Hiermee is de eerste prejudiciële vraag beantwoord.”
3.5.4. Toen de Hoge Raad de bovenstaande prejudiciële beslissing gaf, had Greenwheels haar memorie van grieven in het onderhavige hoger beroep al genomen. Zij heeft bij het formuleren van haar grieven geen rekening kunnen houden met hetgeen de Hoge Raad in de prejudiciële beslissing heeft geoordeeld. Het hof zal Greenwheels daarom in de gelegenheid stellen om aan de hand van de bovenstaande oordelen van de Hoge Raad gemotiveerd uiteen te zetten of haar elektronische bestelproces, door middel waarvan de overeenkomst met [geïntimeerde] tot stand gekomen is, voldoet aan de door de Hoge Raad verwoorde eisen. Greenwheels dient daarbij onder meer aandacht te besteden aan de omstandigheid dat de Hoge Raad een tekst van het bestelproces in het Nederlands eist, terwijl de tekst van het aanmeldproces van Greenwheels volgens productie 2d bij de inleidende dagvaarding en productie 3 bij de memorie van grieven in het Engels is gesteld. Ook dient Greenwheels gemotiveerd in te gaan op de vraag of de stap in het aanmeldproces, waarin de consument kan kiezen voor “Pay with eMandate” en de consument daarna – volgens de als productie 3 bij de memorie van grieven overgelegde printscreens van het aanmeldproces – door te klikken op de knop “Continue” de overeenkomst tot stand brengt, voldoet aan de door de Hoge Raad geformuleerde eisen.
3.5.5. Het hof zal elk verder oordeel over bezwaar A aanhouden.
Met betrekking tot bezwaar B: welke sanctie moet volgen indien in een verstekzaak zoals de onderhavige wordt geoordeeld dat het bestelproces van de handelaar, waarmee de overeenkomst tot stand gekomen is, niet voldoet aan de eisen die artikel 6:230v lid 3 BW daaraan stelt.
3.6.1. Het hof zal om redenen van proceseconomie – voor het geval in een vervolgarrest wordt geoordeeld dat het bestelproces van Greenwheels niet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW voldeed – reeds nu oordelen over de door bezwaar B aan de orde gestelde kwestie. Over die kwestie heeft de Hoge Raad in de prejudiciële beslissing van 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, onder meer als volgt geoordeeld:
“De tweede en de derde prejudiciële vraag
4.8.1 De tweede prejudiciële vraag en de derde prejudiciële vraag gaan over wat de rechter ambtshalve moet of mag doen als niet is voldaan aan art. 6:230v lid 3 BW. De vragen hebben in het bijzonder betrekking op de slotzin van art. 6:230v lid 3 BW, die erop neerkomt dat een overeenkomst die tot stand komt doordat de consument op een knop klikt die niet aan art. 6:230v lid 3 BW voldoet, vernietigbaar is.
4.8.2 (…)
4.8.3 Art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten voorziet in een dwingendrechtelijke informatieplicht ter bescherming van de consument. De nationale rechter is daarom op grond van het effectiviteitsbeginsel gehouden deze bepaling ambtshalve toe te passen, ook als dat in strijd zou zijn met bepalingen van nationaal recht. Dit geldt zowel in procedures op tegenspraak als in verstekprocedures.
4.8.4 (…)
4.8.5 Op de voet van art. 6:230v lid 3 BW kan de overeenkomst hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk worden vernietigd. Gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst kan bestaan in een vermindering van de verplichtingen, met name de betalingsverplichtingen, van de consument.
4.8.6 (…) Indien de consument niet in de procedure is verschenen, kan de rechter slechts overgaan tot gedeeltelijke vernietiging, die de rechten van de consument uit de overeenkomst onverlet laat. (…)
4.8.7 (…)
4.8.8 Op grond van hetgeen hiervoor in 4.8.7 is overwogen, mag de rechter, als de consument niet in het geding is verschenen, de overeenkomst op de voet van art. 6:230v lid 3 BW slechts gedeeltelijk vernietigen, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument in stand blijven voor zover nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. (…)
4.8.10 Een beslissing als hiervoor in 4.8.8 bedoeld, waarbij de rechter de verplichtingen van de consument vooralsnog gedeeltelijk in stand laat en aldus bij wijze van evenredige sanctie een korting op de betalingsverplichting van de consument toepast, doet voorts recht aan het belang voor de rechtspraktijk van eenvoudig te hanteren regels.
Met het oog op het grote aantal procedures waarin betaling wordt gevorderd uit hoofde van overeenkomsten op afstand waarbij de handelaar gebruik heeft gemaakt van een bestelknop die niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, verdient het aanbeveling dat de rechter zich bij de toepassing van de korting richt naar niet-bindende richtlijnen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in 4.8.9, is een korting van één derde op de betalingsverplichting van de consument in beginsel redelijk te achten.
4.8.11 Uit hetgeen hiervoor in 4.8.1-4.8.8 is overwogen, volgt dat het antwoord op de tweede prejudiciële vraag luidt dat als de bestelknop niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, de rechter in verstekzaken niet ambtshalve de overeenkomst volledig mag vernietigen.
4.8.12 Uit hetgeen hiervoor in 4.8.8-4.8.10 is overwogen, volgt dat het antwoord op de derde prejudiciële vraag voor verstekzaken inhoudt dat als de bestelknop niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, de rechter de overeenkomst ambtshalve gedeeltelijk moet vernietigen, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument vooralsnog in stand laat voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn.”
3.6.2. Voorts heeft de Hoge Raad over die kwestie in de prejudiciële beslissing van HR 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1366, onder meer als volgt geoordeeld:
“4.7.1 De prejudiciële vraag gaat over de gevolgen van een vernietiging van de overeenkomst op grond van art. 6:230v lid 3 BW, in het bijzonder of de handelaar dan recht kan hebben op een vergoeding op grond van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking.
4.7.2 Bij de beantwoording neemt de Hoge Raad tot uitgangspunt de oordelen in zijn prejudiciële beslissing van heden in de zaak Bol.com (23/01972), die onder meer betrekking heeft op de reikwijdte van de bevoegdheid dan wel verplichting van de rechter tot vernietiging van de overeenkomst als niet is voldaan aan art. 6:230v lid 3 BW. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de rechter in verstekzaken de overeenkomst dan ambtshalve gedeeltelijk moet vernietigen, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument vooralsnog in stand laat voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. Een korting op de betalingsverplichting van de consument van één derde is in beginsel redelijk te achten. (…)”
3.6.3. Toen de Hoge Raad de bovenstaande oordelen gaf, had Greenwheels haar memorie van grieven in het onderhavige hoger beroep al genomen. Zij heeft bij het formuleren van haar grieven geen rekening kunnen houden met hetgeen de Hoge Raad in de prejudiciële beslissingen heeft geoordeeld over de door bezwaar B aan de orde gestelde kwestie. Het hof zal Greenwheels daarom in de gelegenheid stellen om aan de hand van de bovenstaande oordelen van de Hoge Raad gemotiveerd uiteen te zetten welke sanctie in de onderhavige verstekzaak moet volgen als het hof in het in deze zaak te zijner tijd te wijzen vervolgarrest zou oordelen dat het bestelproces van Greenwheels , waarmee de overeenkomst met [geïntimeerde] tot stand gekomen is, niet voldoet aan de eisen die artikel 6:230v lid 3 BW daaraan stelt. Greenwheels moet daarbij aangeven welke gevolgen dit dan moet hebben voor de aan haar toewijsbare hoofdsom.
3.6.4. Het hof zal elk verder oordeel over bezwaar B aanhouden.
Devolutieve werking van het hoger beroep
3.7.1. Als het hof naar aanleiding van de door de grieven aan de orde gestelde bezwaren A en/of B tot de conclusie komt dat die niet moeten leiden tot het volledig afwijzen van de vordering van Greenwheels , dan zal het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep nog ambtshalve moeten onderzoeken of Greenwheels heeft voldaan aan haar overige informatieverplichtingen en, zo nee, welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden. De kantonrechter heeft die kwestie in rov. 2.9 van het beroepen vonnis in het midden gelaten.
3.7.2. Het hof ziet vooralsnog geen aanleiding om Greenwheels nog in de gelegenheid te stellen zich over die kwestie uit te laten. Bij prejudiciële beslissing van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 heeft de Hoge Raad in rov. 3.1.18 immers onder meer het volgende overwogen:
“Indien uniforme richtlijnen zijn vastgesteld als hierna in 3.1.19 bedoeld, kan in een procesreglement worden verlangd dat de eiser zich op voorhand uitlaat over een eventueel door de rechter te treffen sanctie. In dat geval zal in een verstekprocedure het nader horen van de eisende partij over de voorgenomen sanctie achterwege kunnen blijven.”
De door de Hoge Raad bedoelde uniforme richtlijnen zijn sinds 15 december 2021 neergelegd in de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten, en de verplichting van de eisende partij om zich op voorhand uit te laten over een eventueel door de rechter te treffen sanctie wegens schending van informatieplichten was ten tijde van de aanvang van het geding bij de kantonrechter al neergelegd in de toen geldende achtste versie van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken.
3.7.3. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.
Tussenconclusie
3.8.1. Uit het voorgaande volgt dat de zaak nu naar de rol moet worden verwezen voor een memorie na tussenarrest aan de zijde van Greenwheels . Greenwheels dient zich daarbij uit te laten over hetgeen het hof hiervoor in rov. 3.5.4 en rov. 3.6.3 heeft overwogen.
3.8.2. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 29 april 2025 voor een memorie na tussenarrest aan de zijde van Greenwheels met het hiervoor in rov. 3.7.1 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, J.B. Smits en T.J. Dorhout Mees en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 april 2025.
griffier rolraadsheer