ECLI:NL:HR:1996:ZC2123
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Haak
- M. Davids
- J. Neleman
- H. Herrmann
- A. Koster
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een cassatieberoep inzake voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement Dordrecht op 11 april 1996 een vordering ingediend bij de Rechtbank te Dordrecht voor een voorlopige machtiging om verzoeker, hierna te noemen verzoeker, op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis. De Rechtbank heeft na het horen van verzoeker, zijn advocaat, een wijkagent en de ouders van verzoeker op 17 april 1996 de voorlopige machtiging verleend voor de duur van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.
In cassatie heeft de Advocaat-Generaal Asser geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker. De kern van het geschil betreft de bevoegdheid van de Rechtbank, aangezien de raadsman van verzoeker aanvoerde dat de Rechtbank niet bevoegd was omdat verzoeker zijn woonplaats in Rotterdam had. De Rechtbank heeft dit verweer verworpen en zich bevoegd verklaard, wat de basis vormde voor het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de regels van de verzoekschriftprocedure, zoals vastgelegd in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz), van toepassing zijn. De Hoge Raad concludeert dat er geen hogere voorziening openstaat tegen de beslissing van de Rechtbank, waardoor verzoeker niet ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 16 augustus 1996.