ECLI:NL:HR:2000:AA8251
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige beëindiging van het dienstverband en cassatieprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen TRANSPORT SYSTEMS B.V., handelende onder de naam TRIPLE P TRANSPORT SYSTEMS B.V. (hierna: Triple P) en [verweerder]. De zaak begon met een vordering van [verweerder] tegen Triple P, waarbij hij schadevergoeding eiste wegens onrechtmatige beëindiging van zijn dienstverband. De Kantonrechter te Utrecht heeft op 11 juni 1997 de vorderingen van [verweerder] afgewezen. Hierop heeft Triple P hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Utrecht, die op 22 juli 1998 het vonnis van de Kantonrechter heeft vernietigd en de subsidiaire vordering van [verweerder] heeft toegewezen. Triple P heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen falen op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal. Tevens heeft de Hoge Raad Triple P veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 1.667,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de Rechtbank en onderstreept de rechtszekerheid in arbeidsrechtelijke geschillen.