ECLI:NL:HR:2000:AA8404
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem inzake overtreding van de Wegenverkeerswet 1994
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem, dat op 29 januari 1999 werd gewezen. De verdachte, geboren in Oostenrijk in 1942, was eerder veroordeeld door de Kantonrechter te Haarlem voor een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De Rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 125 gulden, met als alternatief twee dagen hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, zoals in het arrest vermeld.
De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie voorgesteld. De benadeelde partij diende een geschrift in, maar de Hoge Raad kon hier geen acht op slaan, omdat het geen middelen bevatte die betrekking hadden op de vordering van de benadeelde partij. De Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat de Hoge Raad het dictum van het vonnis zou verbeteren door de kosten van rechtsbijstand van het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag af te splitsen en deze kosten afzonderlijk toe te wijzen.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank op juiste gronden de verdachte had veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die verband hielden met pogingen van de ANWB om buiten rechte betaling van de verdachte te verkrijgen. De Hoge Raad vond geen reden om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen en verwierp daarom het cassatieberoep. Het arrest werd uitgesproken op 21 november 2000 door de vice-president en twee raadsheren, in bijzijn van de griffier.