ECLI:NL:HR:2000:AA8723

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/0072HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de cassatietermijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2000 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. Groen, had beroep ingesteld tegen verweerders in cassatie, waaronder [verweerder 1]. De Hoge Raad had eerder, op 30 juni 2000, verstek verleend tegen de verweerders en de zaak naar de rol verwezen voor uitlating door de eiser over de overschrijding van de cassatietermijn. Tijdens de zitting op 11 augustus 2000 heeft de advocaat van de eiser een schriftelijke toelichting gegeven en producties overgelegd. De Plaatsvervangend Procureur-Generaal concludeerde op 1 september 2000 dat de eiser niet-ontvankelijk verklaard diende te worden wegens overschrijding van de cassatietermijn. De advocaat van de eiser heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de argumenten van de eiser niet afdoen aan de vaststelling dat het beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad verklaarde de eiser niet-ontvankelijk in zijn beroep en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil werden begroot.

Uitspraak

1 december 2000
Eerste Kamer
Nr. C00/072HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. de verdere personen die zich zonder recht of titel bevinden in het Rijksmonument "Tammensheerdt", staande en gelegen te Pieterburen, gemeente De Marne,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
1. Het verloop van het geding
Voor het verloop van het geding tot dusver tussen eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder 1] c.s. - verwijst de Hoge Raad naar zijn tussenarrest van 30 juni 2000.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad tegen [verweerder 1] c.s. verstek verleend en beslist zoals hierna onder 2 is vermeld.
Ter terechtzitting van 11 augustus 2000 heeft de advocaat van [eiser] een schriftelijke toelichting gegeven en daarbij een akte genomen, onder overlegging van enige producties.
De Plaatsvervangend Procureur-Generaal heeft op 1 september 2000 geconcludeerd dat [eiser] wegens overschrijding van de cassatietermijn niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 13 september 2000 op die conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Bij tussenarrest van 30 juni 2000 heeft de Hoge Raad tegen [verweerder 1] c.s. verstek verleend en de zaak naar de rol verwezen voor uitlating bij akte door [eiser] over de overschrijding van de cassatietermijn. Nu hetgeen [eiser] na voormeld tussenarrest heeft aangevoerd niet afdoet aan de vaststelling in dat arrest dat het beroep in cassatie te laat is ingesteld, dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers en H.A.M. Aaftink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 1 december 2000.