ECLI:NL:HR:2000:AA8893
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Gemeente Amsterdam tegen [verweerster] inzake terugvordering van bijstandsuitkeringen
In deze zaak heeft de Gemeente Amsterdam op 25 oktober 1995 een verzoekschrift ingediend bij het Kantongerecht te Amsterdam, waarin zij verzocht om vaststelling dat [verweerster] een bedrag van ƒ 25.831,07 aan de Gemeente dient te voldoen. Dit bedrag betreft kosten van bijstand die de Gemeente terugvordert op basis van artikel 64 (oud) van de Algemene Bijstandswet (ABW). De Gemeente stelt dat [verweerster] onterecht bijstand heeft ontvangen over de periode van 1 november 1990 tot en met 31 december 1991, omdat zij in die periode werkzaamheden heeft verricht en inkomsten heeft ontvangen die niet zijn opgegeven.
De Kantonrechter heeft op 5 januari 1996 het verzoek van de Gemeente toegewezen, maar [verweerster] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Amsterdam. De Rechtbank heeft op 1 december 1999 [verweerster] ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, maar de Gemeente heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [verweerster] niet eerder dan op 26 januari 1999 kennis heeft genomen van de bestreden beschikking, waardoor haar hoger beroep tijdig was ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente verworpen. De Raad oordeelt dat de Rechtbank niet onterecht heeft geoordeeld over de aanvang van de beroepstermijn en dat de verzending van de beschikking door de griffier niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 december 2000 door vice-president P. Neleman en de raadsheren W.H. Heemskerk, C.H.M. Jansen, H.A.M. Aaftink en P.C. Kop.