ECLI:NL:HR:2001:AB0025

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/048HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep en het gezag van gewijsde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap onder firma De Ganzeveer en PCT Verhuur B.V. De Ganzeveer had PCT in eerste aanleg gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij vorderingen had ingesteld met betrekking tot een huurovereenkomst. PCT had op haar beurt een vordering ingesteld in reconventie. De Rechtbank had in een tussenvonnis de zaak naar de rol verwezen en in reconventie de vorderingen van De Ganzeveer afgewezen. Na hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, werd De Ganzeveer niet-ontvankelijk verklaard in haar principaal appel, en PCT in haar incidenteel appel. De Ganzeveer heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die had gepleit voor vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing ter verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte het gezag van gewijsde had toegepast op een eerdere uitspraak, zonder dat dit door de partijen was ingeroepen. Dit leidde tot de conclusie dat het arrest van het Hof niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling en beslissing. Tevens heeft de Hoge Raad de kosten van het geding in cassatie gereserveerd tot de einduitspraak, waarbij deze kosten ten laste zullen komen van de partij die in het ongelijk wordt gesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van de goede procesorde en de juiste toepassing van het gezag van gewijsde in hoger beroep. De beslissing van de Hoge Raad heeft gevolgen voor de verdere behandeling van de zaak en de kostenverdeling tussen de partijen.

Uitspraak

16 februari 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/048HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. de vennootschap onder firma DE GANZEVEER TEKSTBURO-DRUKKERIJ-COPYSHOP, gevestigd te Geldrop,
2. [Eiseres 2], wonende te [woonplaats],
3. [Eiseres 3], wonende te [woonplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck,
t e g e n
PCT VERHUUR B.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerster in cassatie - verder te noemen: PCT - heeft bij exploit van 15 september 1993 eiseressen tot cassatie - tezamen verder te noemen: De Ganzeveer - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad De Ganzeveer hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan PCT te betalen een bedrag van ƒ 26.313,80, te vermeerderen met de geconvenieerde rente ad 1,5% per maand vanaf 14 dagen na de respectievelijke factuurdata, althans de wettelijke rente vanaf de indiening van de dagvaarding over ƒ 22.881,57.
De Ganzeveer heeft in conventie de vordering bestreden en in reconventie gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat de overeenkomst, gesloten op 2 januari 1990, met de aanvulling daarop de zogenaamde tussenoplossing blijkens onder meer uit de geschriften welke zijn getekend op 19 december 1991 is ontbonden;
2. PCT te veroordelen tot vergoeding van de geleden schade aan de zijde van De Ganzeveer, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
PCT heeft in conventie haar vordering uit hoofde van de huurovereenkomsten vermeerderd tot ƒ 35.172,16 met handhaving daarnaast van het in de dagvaarding gevorderde bedrag ad ƒ 3.432,23 voor contractueel overeengekomen incassokosten, alsmede haar rentevordering zoals in de dagvaarding omschreven. Vervolgens heeft PCT in reconventie de vorderingen van De Ganzeveer gemotiveerd bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 2 juni 1995 in conventie de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van PCT en iedere verdere beslissing aangehouden. In reconventie heeft de Rechtbank de vorderingen afgewezen.
Na het nemen van akten heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 27 september 1996 in conventie De Ganzeveer tot bewijslevering toegelaten.
Bij exploit van 23 december 1996 heeft De Ganzeveer tegen het vonnis van 27 september 1996 van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Bij memorie van grieven heeft De Ganzeveer gevorderd voormeld in conventie gewezen tussenvonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
1. alsnog voor recht te verklaren dat de huurovereenkomst met betrekking tot de Ricoh kleurencopier NC-100 met terugwerkende kracht tot 1 januari 1993 is ontbonden;
2. alsnog voor recht te verklaren dat PCT naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vanaf 1 januari 1993 geen aanspraak meer kan maken op de nakoming van de verplichtingen tot betaling van een huursom voor de Ricoh-copier NC-100.
PCT heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en haar eis vermeerderd met een vordering tot vernietiging van het vonnis van de Rechtbank van 27 september 1996 en veroordeling van De Ganzeveer tot betaling van ƒ 80.510,01, te vermeerderen met de geconvenieerde rente ad 1,5% per maand over ƒ 77.077,78 vanaf 14 dagen na de factuurdata althans de wettelijke rente vanaf de indiening van de dagvaarding, althans de vermeerderingen van eis.
Bij arrest van 19 oktober 1999 heeft het Hof De Ganzeveer niet-ontvankelijk verklaard in haar principaal appel van het tussen partijen gewezen vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 27 september 1996, PCT niet-ontvankelijk verklaard in haar incidenteel appel van voormeld vonnis en de zaak teruggewezen naar de Rechtbank te 's-Hertogenbosch teneinde deze zaak verder te behandelen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft De Ganzeveer beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen PCT is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing ter verdere behandeling.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Wat de feiten en het procesverloop betreft verwijst de Hoge Raad naar hetgeen is vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-Van Gent onder 1.
3.2 Het Hof heeft ambtshalve overwogen (in rov. 4.2.3) dat onder de in zijn arrest vermelde omstandigheden, nu De Ganzeveer een beslissing verlangt over een vraag waarover het Hof zich in een eerder hoger beroep bij een in kracht van gewijsde gegaan arrest reeds in negatieve zin had uitgesproken, het onderhavige hoger beroep in strijd met de goede procesorde moet worden geacht. Het Hof heeft De Ganzeveer daarom in haar hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen keert zich het middel.
3.3 Onderdeel 2 van het middel - onderdeel 1 bevat geen klacht - gaat terecht ervan uit dat de hiervoor in 3.2 vermelde overweging niet anders kan worden verstaan dan dat het Hof - wat er zij van de door het Hof gebruikte motivering - het gezag van gewijsde heeft toegepast van zijn arrest van 10 juni 1997. De klacht dat het Hof daarmee heeft miskend dat ingevolge het bepaalde in art. 67 lid 3 Rv. het gezag van gewijsde niet ambtshalve mag worden toegepast, is gegrond.
3.4 Uit het vorenoverwogene volgt dat het arrest van het Hof niet in stand kan blijven. De overige onderdelen van het middel behoeven geen bespreking. Nu PCT de bestreden beslissing van het Hof niet heeft uitgelokt noch in cassatie heeft verdedigd, zal de Hoge Raad de kosten van het geding in cassatie reserveren tot de einduitspraak, waarbij de kosten zullen worden gebracht ten laste van de partij die daarbij in het ongelijk wordt gesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 oktober 1999;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van De Ganzeveer op ƒ 2.293,92 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris, en aan de zijde van PCT op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 16 februari 2001.