ECLI:NL:HR:2001:AB1067

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 april 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/073HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • P.C. Kop
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen benoeming curator onbeheerde nalatenschap

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door [verzoeker] tegen de beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, die op 28 januari 1999 is gegeven. De belanghebbenden, die op Curaçao wonen, hadden verzocht om de Stichting Curatorschap Onbeheerde Nalatenschappen tot curator te benoemen van de onbeheerde nalatenschap van [erflaatster]. Het Gerecht heeft dit verzoek toegewezen, waarna [verzoeker] in verzet is gekomen. Het verzet werd ongegrond verklaard en [verzoeker] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het Hof heeft de beschikking van het Gerecht vernietigd en het verzoek van de belanghebbenden afgewezen. Hierop heeft [verzoeker] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense was dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatierekest te laat was ingediend, aangezien het pas op 29 mei 2000 ter griffie van de Hoge Raad was ingekomen, terwijl de termijn voor het indienen van cassatieberoep was verstreken. De Hoge Raad verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarmee de eerdere beslissingen van het Gerecht en het Hof in stand bleven.

Uitspraak

13 april 2001
Eerste Kamer
Rek.nr. R00/073HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende op Curaçao, Nederlandse Antillen,
en tevens optredende namens de erven [..], te weten:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoeker 2],
3. [Verzoeker 3],
4. [Verzoeker 4],
5. [Verzoeker 5],
6. [Verzoeker 6],
7. [Verzoeker 7],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. B.D.W. Martens,
t e g e n
DE STICHTING CURATORENSCHAP ONBEHEERDE NALATENSCHAPPEN, gevestigd op Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen,
In welke zaak tevens belanghebbenden zijn:
1. [Belanghebbende 1],
2. [Belanghebbende 2],
3. [Belanghebbende 3],
4. [Belanghebbende 4],
5. [Belanghebbende 5],
6. [Belanghebbende 6],
7. [Belanghebbende 7],
allen wonende op Curaçao,
oorspronkelijk verzoekers.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 3 december 1998 ingediend verzoekschrift hebben de belanghebbenden bij dit cassatie beroep - verder te noemen: [belanghebbende] c.s. - zich gewend tot het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittings- plaats Curaçao - hierna: het Gerecht -, en verzocht verweerster in cassatie - verder te noemen: de Stichting - tot curator te benoemen van de onbeheerde nalatenschap van [erflaatster].
Het Gerecht heeft bij beschikking van 28 januari 1999 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking is verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - bij brief van 19 februari 1999 in verzet gekomen bij het Gerecht.
[Verzoeker] heeft tijdens de behandeling van het verzet ter terechtzitting van 26 augustus 1999 een incidentele vordering ingediend.
Bij beschikking van 9 september 1999 heeft het Gerecht het verzet van [verzoeker] ongegrond verklaard en de incidentele vordering afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba - hierna: het Hof.
Het Hof heeft bij tussenbeschikking van 4 januari 2000 de zaak naar de rolzitting verwezen ter nadere behandeling opdat [belanghebbende] c.s. in de gelegenheid gesteld worden te worden gehoord.
Bij eindbeschikking van 29 februari 2000 heeft het Hof het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard, de bestreden beschikking van het Gerecht van 28 januari 1999 vernietigd en opnieuw rechtdoende het verzoek van [belanghebbende] c.s. afgewezen.
De beschikkingen van het Hof van 4 januari 2000 en van 29 februari 2000 zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de twee voormelde beschikkingen heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Stichting heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De hiervoor in 1 vermelde belanghebbenden, [belanghebbende] c.s., hebben op de voet van art. 1153 BWNA het Gerecht verzocht de Stichting Curatorenschap Onbeheerde Nalatenschappen (thans verweerster in cassatie) tot curator te benoemen over de onbeheerde nalatenschap van [erflaatster]. De hierop door het Gerecht gegeven beschikking van 28 januari 1999 heeft te gelden als een beschikking "buiten eigenlijk rechtsgeding" als bedoeld in art. 286a RvNA. Art. 286a RvNA bepaalt dat ten aanzien van beschikkingen buiten eigenlijk rechtsgeding een termijn voor hoger beroep geldt van drie weken. Ingevolge het bepaalde in art. 4 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen in verbinding met art. 286a RvNA moet cassatieberoep binnen negen weken na de dagtekening van de bestreden beschikking worden ingesteld.
De eindbeschikking van het Hof is gedagtekend 29 februari 2000. Het door [verzoeker] ingediende cassatierekest is eerst op 29 mei 2000 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen; het cassatieberoep is derhalve niet tijdig ingesteld. [Verzoeker] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 13 april 2001.