ECLI:NL:HR:2001:AB1569
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.A.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake diefstal met geweld en opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor diefstal met geweld en opzettelijk handelen in strijd met de opiumwet, waarvoor hij een gevangenisstraf van vijftien maanden kreeg opgelegd. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die niet tevreden was met de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, had middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest waren gehecht.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak van het Gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. De zaak draait om de vraag of de verklaringen van de verdachte als leugenachtig konden worden aangemerkt en of deze leugenachtigheid als bewijs kon dienen voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal.
Het Hof had de verklaringen van de verdachte als leugenachtig aangemerkt, omdat deze niet overeenkwamen met de verklaringen van de moeder en vriendin van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde echter dat de leugenachtigheid niet kon worden afgeleid uit de verklaringen van de vriendin en haar moeder, en dat de verdachte niet onverenigbaar verklaarde over zijn aanwezigheid op de plaats delict. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van de uitspraak, behalve voor de specifieke beslissingen die aan zijn oordeel onderworpen waren.