ECLI:NL:HR:2001:AB2778

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/019HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een vonnis inzake woningbouw en huurgeschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 november 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiseres tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. F.M. Wachter, en de stichting Woningstichting De Combinatie, vertegenwoordigd door mr. L.A. van der Niet. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een vonnis van de Kantonrechter van 15 maart 1995, dat later door het Hof op 7 oktober 1999 is bekrachtigd. Eiseres had eerder cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat het vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 30 mei 1996 had vernietigd en de zaak had verwezen voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 februari 1998 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof. Na de verdere behandeling door het Hof, dat het eerdere vonnis bekrachtigde, heeft eiseres opnieuw cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de klachten van eiseres in het cassatiemiddel beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op ƒ 3.237,30 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein, waarbij de andere raadsheren C.H.M. Jansen, J.B. Fleers en A.G. Pos ook betrokken waren.

Uitspraak

2 november 2001
Eerste Kamer
Nr. C00/019HR
AP
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. F.M. Wachter,
t e g e n
de stichting WONINGSTICHTING DE COMBINATIE, voorheen de vereniging Woningbouwvereniging De Combinatie, gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. L.A. van der Niet.
1. Het geding in voorgaande instanties
De Hoge Raad verwijst voor het verloop van dit geding tussen eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - en verweerster in cassatie - verder te noemen: De Combinatie - naar zijn arrest van 27 februari 1998.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank te Rotterdam van 30 mei 1996 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Nadat De Combinatie [eiseres] had opgeroepen om verder te procederen en beide partijen een memorie na verwijzing hadden genomen, heeft het Hof bij arrest van 7 oktober 1999 het aangevallen vonnis van de Kantonrechter van 15 maart 1995 bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Combinatie heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal A.S. Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Combinatie begroot op ƒ 3.237,30 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, J.B Fleers en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 2 november 2001.