ECLI:NL:HR:2001:AB2800
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest van het Gerechtshof te Arnhem inzake verduistering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 28 december 1998 een verdachte heeft veroordeeld voor verduistering tot twee weken gevangenisstraf. De verdachte, geboren in 1970 en woonachtig te [woonplaats], heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.M.J. Lanting. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de schriftelijke conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse, die adviseerde het beroep te verwerpen. De zaak betreft de geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep, die volgens de verdachte niet correct was betekend. De Hoge Raad heeft de relevante wetsbepalingen, met name artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering, in overweging genomen. Het Hof had de dagvaarding geldig geacht, omdat deze was betekend aan de griffier van de Rechtbank te Arnhem, terwijl de verdachte aanvoerde dat deze aan de griffier van de Rechtbank te Zutphen had moeten worden betekend. De Hoge Raad concludeert dat het Hof geen onjuiste rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat het middel van de verdachte faalt. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, zonder dat er aanleiding is om de bestreden uitspraak te vernietigen.