ECLI:NL:HR:2001:AD4298
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan Italië en de toepassing van het Europees Uitleveringsverdrag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht, die op 9 mei 2001 de uitlevering van een opgeëiste persoon aan Italië toelaatbaar had verklaard. De opgeëiste persoon, geboren in 1961 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Geerhorst' te Sittard, heeft beroep in cassatie ingesteld. Zijn raadsman, mr. Th. Boumans, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover daarin artikel 11 van het Europees Uitleveringsverdrag is toegepast en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst is genoemd. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de raadsman op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
De Rechtbank heeft het verweer van de opgeëiste persoon verworpen, dat de uitlevering ontoelaatbaar zou zijn omdat het vonnis in Italië bij verstek was gewezen. De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerste instantie was vertegenwoordigd door zijn eigen advocaat, wat voldoet aan de eisen van de Uitleveringswet. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen voor de vermelding van de toepasselijke verdragsbepalingen, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een goede rechtsgang en de bescherming van de rechten van de opgeëiste persoon in het uitleveringsproces.