ECLI:NL:HR:2001:ZC3658

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
C99/308HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Levob Gezondheidsverzekering N.V. tegen [verweerder] inzake schadevergoeding na verkeersongeluk

In deze zaak heeft Levob Gezondheidsverzekering N.V. (hierna: Levob) op 13 januari 1995 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem. Levob vorderde een schadevergoeding van ƒ 11.144,07, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 maart 1992, als gevolg van een aanrijding op 8 maart 1992 waarbij [verweerder] met zijn auto [betrokkene A] aanreed. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 mei 1996 Levob toegelaten tot bewijs van de aanrijding. In het eindvonnis van 2 oktober 1997 werd [verweerder] veroordeeld tot betaling van ƒ 10.908,42, plus wettelijke rente en kosten van medische behandeling voor [betrokkene A] en [betrokkene B].

Tegen dit eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem. Het Hof heeft in een eindarrest van 29 juni 1999 het vonnis van de Rechtbank vernietigd en Levob haar vordering ontzegd. Levob heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindarrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal A.S. Hartkamp strekte tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft het beroep van Levob verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op ƒ 792,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan op 28 september 2001 door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

28 september 2001
Eerste Kamer
Nr. C99/308HR
NS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
LEVOB GEZONDHEIDSVERZEKERING N.V., gevestigd te Leusden,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.L.W. Sillevis Smitt,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. T.H. Tanja-van den Broek.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Levob - heeft bij exploit van 13 januari 1995 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Arnhem en gevorderd [verweerder] te veroordelen tot betaling van ƒ 11.144,07, althans van enig bedrag door de Rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 maart 1992, althans vanaf de dag der dagvaarding, te berekenen tot de dag der algehele voldoening, en voorts [verweerder] te veroordelen tot betaling van de door Levob in de toekomst te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
Nadat de Rechtbank bij tussenvonnis van 23 mei 1996 Levob toegelaten had tot het bewijs, dat [verweerder] op 8 maart 1992 op de Bovenwielstraat ter hoogte van het perceel Bovenwielstraat 2 met de door hem bestuurde auto tegen de fietsende [betrokkene A] is aangereden, waardoor [betrokkene A] en haar dochter [betrokkene B] ten val zijn gekomen, heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 2 oktober 1997 [verweerder] veroordeeld tot betaling aan Levob van ƒ 10.908,42, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 13 januari 1995 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede [verweerder] veroordeeld tot betaling van de overige kosten van medische behandeling van [betrokkene B] en 50 % van de overige kosten van medische behandeling van [betrokkene A], voor zover die kosten het gevolg zijn van de aanrijding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Tegen dit eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem.
Nadat het Hof bij tussenarrest van 10 november 1998 een gerechtelijke plaatsopneming had gelast, heeft het Hof bij eindarrest van 29 juni 1999 het bestreden vonnis vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Levob haar vordering ontzegd.
Het eindarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het Hof heeft Levob beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal A.S. Hartkamp strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Levob in de kosten van het geding in cassa-tie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot of ƒ 792,20 aan veschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 28 september 2001.