ECLI:NL:HR:2002:AD7018

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03857/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest in hoger beroep wegens nietigheid van de dagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 januari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die was veroordeeld voor 'medeplegen van bedrieglijke bankbreuk' door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat de eerdere veroordeling had bevestigd. De Advocaat-Generaal Wortel concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens het deel waarin het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.

De Hoge Raad oordeelde dat de regeling omtrent de betekening van gerechtelijke mededelingen in strafzaken, zoals vastgelegd in de artikelen 588-590 van het Wetboek van Strafvordering, erop is gericht dat de verdachte op de hoogte wordt gesteld van gerechtelijke mededelingen. In deze zaak was er echter geen geldige betekening van de dagvaarding aan de verdachte, omdat de Griffier van de Rechtbank de gerechtelijke mededeling niet had verzonden naar het adres waar de verdachte feitelijk verbleef. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding in hoger beroep nietig was.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof, behoudens het deel waarin het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van gerechtelijke mededelingen en de rechten van de verdachte in het strafproces.

Uitspraak

29 januari 2002
Strafkamer
nr. 03857/00
Ats/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 oktober 1997, nummer 20/002336-96, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Roermond van 18 april 1994 - de verdachte ter zake van "medeplegen van bedrieglijke bankbreuk" veroor- deeld tot vier maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voorzover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd en tot nietigverklaring van de dagvaarding in hoger beroep.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1. Bij de stukken van het geding bevindt zich een "akte rechtsmiddel" die als klaarblijkelijk toen door hemzelf opgegeven adres van de verdachte inhoudt:
[a-straat 1], [...] [woonplaats].
3.2. Een akte van uitreiking, gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 30 september 1997, houdt in dat is getracht die dagvaarding uit te reiken op 25 juni 1997 aan het adres [a-straat 1] te [woonplaats], doch dat op dat adres niemand werd aangetroffen. Aldaar is een bericht van aankomst achtergelaten waarin is vermeld dat de brief binnen een in dat bericht gestelde termijn kan worden afgehaald op het daarin genoemde postkantoor of politiebureau. Op 7 juli 1997 is de brief teruggezonden aan de afzender. Aan de akte van uitreiking zijn gehecht verscheidene opgaven die inhouden dat de verdachte niet was ingeschreven of ingeschreven geweest in het persoonsregister van de gemeente [woonplaats]. De akte vermeldt tenslotte dat de brief op 28 juli 1997 is uitgereikt aan de (waarnemend) Griffier van de Rechtbank "omdat van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is."
3.2.1. Vooropgesteld dient te worden dat de in de art. 588-590 Sv neergelegde regeling met betrekking tot de
betekening van gerechtelijke mededelingen in strafzaken, waaronder dagvaardingen en oproepingen, met de uitvoering van welke regeling het openbaar ministerie is belast, ertoe strekt te verzekeren dat degene voor wie een gerechtelijke mededeling is bestemd - in de regel de verdachte - daarvan zo enigszins mogelijk op de hoogte komt. Deze regeling strekt er dus mede toe te bevorderen dat het aanwezigheidsrecht als bedoeld in art. 6, derde lid onder c, EVRM kan worden uitgeoefend.
3.2.2. Ingevolge de laatste volzin van art. 588, derde lid onder c, Sv dient de Griffier van de Rechtbank aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt, deze onverwijld als gewone brief over de post te verzenden als blijkt dat de geadresseerde op de dag van de aanbieding op het in de mededeling vermelde adres en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens was ingeschreven op dat adres.
3.2.3. Niet uitdrukkelijk is geregeld wat dient te geschieden in een geval als het onderhavige, waarin geen GBA-adres doch wel een feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is en waarop geen uitreiking heeft kunnen plaatsvinden op de wijze als voorzien in art. 588, derde lid aanhef en onder a of b, Sv. In aanmerking genomen hetgeen hiervoor onder 3.2.1 is vooropgesteld, moet echter dit geval worden gelijkgesteld aan het onder 3.2.2 vermelde geval en dient daarom de daar genoemde bepaling analoog te worden toegepast.
3.2.4. Dat betekent dat de Griffier aan wie de dagvaarding in hoger beroep is uitgereikt, deze onverwijld als gewone brief over de post aan die feitelijke woon- of verblijfplaats dient te zenden.
3.3. De behandeling van de zaak tegen de verdachte heeft in hoger beroep bij verstek plaatsgevonden.
3.4. Nu niet blijkt dat de Griffier van de Rechtbank de gerechtelijke mededeling heeft toegezonden aan het adres [a-straat 1] te [woonplaats], is het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 30 september 1997 geldig is betekend, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de dagvaarding in hoger beroep nietig verklaren.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voorzover daarbij de uitspraak van de Politierechter is vernietigd;
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 29 januari 2002.