ECLI:NL:HR:2002:AD7325
Hoge Raad
- Cassatie
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- A.G. Pos
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Verwerping van het cassatieberoep inzake buitengerechtelijke kosten in faillissementszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen eiser en verweerder. Verweerder heeft eiser gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam, waarbij hij vorderde dat eiser zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 2.568,--, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De Kantonrechter heeft de vordering op 17 oktober 1997 toegewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Rotterdam, die op 2 december 1999 het vonnis van de Kantonrechter gedeeltelijk heeft vernietigd, maar het voor het overige heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het eindvonnis van de Rechtbank.
De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.B. Bakels, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering behoeft te worden gegeven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein.