ECLI:NL:HR:2002:AD7353

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/169HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • D.H. Beukenhorst
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over betaling voor rechtsbijstand en afrekening volgens calculatieschema

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. J.L. Hofdijk, in beroep is gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 3 november 1995, waarin het vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 juni 1994 werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof. Het Hof had in zijn arrest van 29 februari 2000 geoordeeld dat L.A.R. Rechtsbijstand N.V. aan eiser betaling verschuldigd was voor zijn werkzaamheden in een geschil met UAP, voor zover deze werkzaamheden zijn verricht tussen 27 oktober 1990 en 5 december 1990 en niet gedekt zijn door eerder verzonden voorschotnota's. Het Hof had ook bepaald dat de afrekening tussen partijen diende te geschieden volgens het calculatieschema van de Nederlandse Orde van Advocaten. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest, maar de Hoge Raad heeft het beroep verworpen. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekte ook tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft eiser bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Uitspraak

1 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. C00/169HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.L. Hofdijk,
t e g e n
L.A.R. RECHTSBIJSTAND N.V., gevestigd te Rijswijk,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in voorgaande instanties
De Hoge Raad verwijst voor het verloop van dit geding tussen thans eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - en thans verweerster in cassatie - verder te noemen: LAR - naar zijn arrest van 3 november 1995, nr. 15.793, NJ 1996, 392.
Bij dat arrest heeft de Hoge Raad het vonnis van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 22 juni 1994 vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Nadat partijen over en weer een memorie, respectievelijk toelichting na verwijzing hadden genomen en de zaak hadden doen bepleiten, heeft het Hof bij arrest van 29 februari 2000 in het principaal appel het door de Kantonrechter te 's-Gravenhage gewezen vonnis van 9 december 1992 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard:
- dat LAR aan [eiser] betaling verschuldigd is voor zijn optreden voor [betrokkene A] in diens geschil met UAP, voor zover deze werkzaamheden zijn verricht na 27 oktober 1990 en vóór 5 december 1990 en niet worden gedekt door de twee voorschotnota's die door hem aan LAR zijn verzonden en door LAR zijn betaald;
- dat tussen partijen dient te worden afgerekend volgens het calculatieschema van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het meer of anders in het principaal appel gevorderde heeft het Hof afgewezen. In het incidenteel appel heeft het Hof het beroep verworpen.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het tweede geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
LAR heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor LAR toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot be-antwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie tot op deze uitspraak aan de zijde van LAR begroot op € 286,88 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, D.H. Beukenhorst en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 maart 2002.