ECLI:NL:HR:2002:AD7385

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R00/085HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vorderingen tot schadevergoeding na ongeval

In deze zaak heeft eiseres tot cassatie, wonende op Aruba, een vordering ingesteld tegen de verweersters Ennia Caribe N.V. en Mercurius Trading Company N.V. De vordering betreft schadevergoeding na een ongeval, waarbij eiseres een bedrag van Afl. 82.500,-- en Afl. 259.500,-- eiste, vermeerderd met wettelijke rente. De zaak begon met een verzoekschrift dat op 19 april 1995 werd ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Het Gerecht heeft verschillende tussenvonnissen gewezen, waaronder een comparitie van partijen en een deskundigenbericht. Uiteindelijk heeft het Gerecht in Eerste Aanleg op 5 mei 1999 een eindvonnis gewezen, waarin de vorderingen van eiseres gedeeltelijk werden toegewezen en de verweersters hoofdelijk werden veroordeeld tot betaling van de kosten.

Eiseres ging in hoger beroep bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, dat op 21 maart 2000 het vonnis van het Gerecht in Eerste Aanleg bevestigde. Hierna heeft eiseres cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van eiseres niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de vordering van eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Ennia werden begroot op € 4.105,44 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris, terwijl aan de zijde van Mercurius de kosten op nihil werden begroot.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 maart 2002.

Uitspraak

1 maart 2002
Eerste Kamer
Nr. R00/085HR
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres], wonende op Aruba,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
1. ENNIA CARIBE N.V., gevestigd op Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
2. MERCURIUS TRADING COMPANY N.V., gevestigd op Aruba,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 april 1995 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba ingekomen verzoekschrift heeft eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - zich gewend tot dat Gerecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, verweerster in cassatie sub 1 - verder te noemen: Ennia - te veroordelen om aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 82.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 1994, en voorts verweerster in cassatie sub 2 - verder te noemen: Mercurius - te veroordelen om aan [eiseres] te betalen het bedrag van Afl. 259.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 1994, althans een ander bedrag door het Gerecht in goede justitie te bepalen, kosten rechtens.
Ennia en Mercurius hebben de vorderingen bestreden.
Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft bij tussenvonnis van 5 juni 1996 een comparitie van partijen gelast en bij tussenvonnis van 28 augustus 1996 een deskundigenbericht gelast. Na een derde tussenvonnis van 18 juni 1997 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg bij tussenvonnis van 24 september 1997 verstaan dat Ennia reeds een bedrag aan medische kosten aan [eiseres] heeft betaald en dat Ennia aan [eiseres] zal betalen de voor rekening van [eiseres] blijvende kosten van medische behandeling ter zake van het onderhavige ongeval. Voorts heeft het Gerecht in Eerste Aanleg Ennia veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van Afl. 40.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over Afl. 25.000,-- vanaf 8 september 1994 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaald dat voor zover het totaal der bedragen als hiervoor bedoeld het bedrag van Afl. 75.000,-- zal overschrijden, Ennia voorshands wordt ontheven van haar veroordeling voor dat meerdere en Mercurius veroordeeld tot betaling van dat meerdere aan [eiseres]. Tenslotte heeft het Gerecht in Eerste Aanleg de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte aan de zijde van [eiseres].
Bij eindvonnis van 5 mei 1999 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg de vier beslissingen van het dictum van het vonnis van 24 september 1997 bevestigd, Ennia en Mercurius hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeeld om aan [eiseres] te voldoen de door deze voorgeschoten kosten van de deskundige, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het vonnis van 5 mei 1999 heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Bij vonnis van 21 maart 2000 heeft het Hof het bestreden vonnis bevestigd.
Het vonnis van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het Hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Ennia heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Mercurius heeft geen verweerschrift ingediend.
[Eiseres] heeft de zaak doen toelichten door haar advocaat en Ennia door haar advocaat en door mr. A.J. Swelheim, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ennia begroot op € 4.105,44 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris, en aan de zijde van Mercurius begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 maart 2002.