ECLI:NL:HR:2002:AD8198

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R01/143HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.H.M. Jansen
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Officier van Justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch op 8 oktober 2001 een vordering ingediend bij de Rechtbank tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Deze vordering was onderbouwd met een geneeskundige verklaring en een behandelingsplan. De Rechtbank heeft op 2 november 2001, na het horen van de verzoeker, zijn advocaat, de psychiater V. Cats en de verpleegkundige H. Vos, de machtiging verleend voor de duur van één jaar, ingaande op 2 november 2001 en eindigende op 2 november 2002. De verzoeker heeft hiertegen beroep in cassatie ingesteld.

De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer was gericht op vernietiging van de beschikking van de Rechtbank en verwijzing van de zaak naar het Hof. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling en beslissing. De zaak betreft de vraag of de geestelijke stoornis van de verzoeker, die lijdt aan chronische schizofrenie, ook na afloop van de machtiging nog gevaar kan veroorzaken. De geneeskundige verklaring gaf aan dat er vrees was voor ernstige verwaarlozing door de verzoeker en dat hij zijn ex-echtgenote zou kunnen lastigvallen.

De Rechtbank heeft in haar uitspraak volstaan met een standaardmotivering, zonder in te gaan op het verweer van de verzoeker. Dit leidde tot de conclusie dat het middel slaagde, omdat niet duidelijk was op welke gronden de Rechtbank het verweer had verworpen. De Hoge Raad heeft de zaak dus terugverwezen voor een zorgvuldiger beoordeling van de situatie van de verzoeker.

Uitspraak

1 maart 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R01/143HR
AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later.
1. Het geding in feitelijke instantie
De Officier van Justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch heeft op 8 oktober 2001 onder overlegging van een op 5 oktober 2001 ondertekende geneeskundige verklaring met een behandelingsplan en een vervolgbehandelingsplan, een vordering ingediend bij de Rechtbank aldaar tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de verzoeker - in een psychiatrisch ziekenhuis.
Nadat de Rechtbank verzoeker, zijn advocaat, de psychiater V. Cats en de verpleegkundige H. Vos op 2 november 2001 had gehoord, heeft zij bij beschikking van dezelfde datum de machtiging verleend voor de duur van één jaar, ingaande op 2 november 2001 en eindigende op 2 november 2002.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de Rechtbank heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan de-ze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Hof van het ressort.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De onderhavige zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van verzoeker in een psychiatrisch ziekenhuis. Naar aanleiding van deze vordering heeft de Rechtbank in het ziekenhuis waarin verzoeker verbleef een verhoor gehouden en aan het eind daarvan onmiddellijk uitspraak gedaan en de gevorderde machtiging voor een jaar verleend. Hiertegen richt zich het cassatieberoep. Daarbij is uitsluitend aan de orde de vraag of en in hoeverre de stoornis van de geestvermogens van verzoeker - te weten een "chronische schizofrenie, paranoïde vorm, met verval van cognitief én sociaal functioneren" - hem ook na verloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging nog gevaar zal doen veroorzaken.
3.2 Dienaangaande was in de geneeskundige verklaring die bij de vordering aan de Rechtbank was overgelegd, kort samengevat en voor zover thans van belang, tot uitdrukking gebracht dat gevreesd moest worden dat verzoeker zichzelf ernstig zou verwaarlozen en voorts zijn ex-echtgenote zou lastigvallen.
3.3 Bij voormeld verhoor hebben de geneesheer-directeur en een verpleegkundige van het ziekenhuis waarin verzoeker verbleef een en ander toegelicht en is daartegen door verzoeker en zijn raadsvrouw concreet verweer gevoerd.
3.4 De Rechtbank heeft, zonder hierop in te gaan, volstaan met een standaardmotivering overeenkomstig de tekst van de wet (art. 15 lid 2, letter a, van de Bopz) zodat in dit geval niet duidelijk is, wat de Rechtbank bij de verwerping van het verweer van verzoeker voor ogen heeft gestaan en op welke grond zij dat verweer heeft verworpen. Het middel slaagt derhalve.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 2 november 2001;
verwijst het geding terug naar die Rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.H.M. Jansen, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 1 maart 2002.