ECLI:NL:HR:2002:AD8946
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof inzake valsheid in geschrift en onbetaalde arbeid
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname, had op 16 september 1999 beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, die hem had veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van honderd uren, in plaats van acht weken gevangenisstraf. De Advocaat-Generaal Fokkens had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging, en tot vermindering van de straf. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het beroep. Dit leidde tot de beslissing om de straf te verminderen.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid en de duur van de gevangenisstraf waarvoor deze in de plaats treedt. Het aantal uren onbetaalde arbeid werd vastgesteld op 90 uren, en de duur van de gevangenisstraf werd verminderd tot zeven weken. Het beroep werd voor het overige verworpen. De zaak betreft onder andere de strafbare feiten van valsheid in geschrift en het niet voldoen aan een vordering van een ambtenaar, alsook het opzettelijk vernielen van andermans goed. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de beoordeling van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de strafoplegging.