ECLI:NL:HR:2002:AD8946

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00148/00
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof inzake valsheid in geschrift en onbetaalde arbeid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 maart 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname, had op 16 september 1999 beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, die hem had veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van honderd uren, in plaats van acht weken gevangenisstraf. De Advocaat-Generaal Fokkens had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de strafoplegging, en tot vermindering van de straf. De Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het beroep. Dit leidde tot de beslissing om de straf te verminderen.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft het aantal uren onbetaalde arbeid en de duur van de gevangenisstraf waarvoor deze in de plaats treedt. Het aantal uren onbetaalde arbeid werd vastgesteld op 90 uren, en de duur van de gevangenisstraf werd verminderd tot zeven weken. Het beroep werd voor het overige verworpen. De zaak betreft onder andere de strafbare feiten van valsheid in geschrift en het niet voldoen aan een vordering van een ambtenaar, alsook het opzettelijk vernielen van andermans goed. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de beoordeling van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de strafoplegging.

Uitspraak

19 maart 2002
Strafkamer
nr. 00148/00
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 september 1999, nummer 22/002898-97, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in het district Suriname (Suriname) op [geboortedatum] 1967, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 22 september 1997 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd", 3. "opzettelijk niet voldoen aan een vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast" en 4. "opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander boetehoort vernielen" veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van éénhonderd uren, in plaats van acht weken gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen in voege als in het arrest vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn door of namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging en tot vermindering van de straf, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte heeft op 16 september 1999 beroep in cassatie ingesteld. De zaak is ter terechtzitting van de Hoge Raad van 22 januari 2002 voor de eerste maal behandeld, hetgeen ertoe leidt dat de Hoge Raad uitspraak doet nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot strafvermindering.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft het aantal uren te verrichten onbetaalde arbeid ten algemenen nutte en de duur van de gevangenisstraf waarvoor deze in de plaats treedt;
Vermindert het aantal uren onbetaalde arbeid ten algemenen nutte in die zin dat dit 90 uren bedraagt;
Vermindert de duur van de gevangenisstraf waarvoor de onbetaalde arbeid in de plaats treedt in die zin dat deze zeven weken beloopt;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en E.J. Numann, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 19 maart 2002.