ECLI:NL:HR:2002:AD9837
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over tijdigheid van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de tijdigheid van een beroepschrift in het bestuursrecht. De belanghebbende had tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam beroep in cassatie ingesteld, nadat haar bezwaar tegen een aanslag in de baatbelasting niet-ontvankelijk was verklaard. De belanghebbende had op 27 oktober 2000 een brief geschreven aan de gemeente waarin zij de rechtmatigheid van de niet-ontvankelijkverklaring betwistte. Deze brief werd door het Hof niet als tijdig ingediend beschouwd, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat de brief van de belanghebbende niet tijdig was ingediend. De Hoge Raad stelde vast dat, indien de brief per post was verzonden en vóór het einde van de beroepstermijn ter post was bezorgd, het beroepschrift tijdig was ingediend, mits het niet later dan een week na afloop van de beroepstermijn door het Hof was ontvangen. Het Hof had echter nagelaten vast te stellen wanneer de brief bij de gemeente was binnengekomen, wat essentieel was voor de beoordeling van de tijdigheid.
De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de gemeente De Ronde Venen veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige procesvoering en de noodzaak voor de rechter om alle relevante feiten vast te stellen in bestuursrechtelijke procedures.