ECLI:NL:HR:2002:AE1733

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02508/01 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 26 juni 2001. De verdachte, geboren in 1965 op de Nederlandse Antillen, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd dat de dagaanzegging van de behandeling in cassatie nietig is, wat betekent dat de zaak van de rol moet worden gevoerd.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanzegging op 19 december 2001 in persoon aan de verdachte is betekend, conform de regels van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen. Echter, de akte van uitreiking vermeldde wel de dag, maar niet het uur van uitreiking. Dit roept de vraag op of de betekening daardoor nietig is. De Hoge Raad overweegt dat de vermelding van het uur van uitreiking vooral van belang is wanneer de uitreiking niet in persoon plaatsvindt. Aangezien de verdachte tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting, concludeert de Hoge Raad dat de niet-vermelding van het uur geen schending van de rechten van de verdachte oplevert.

Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat hij niet tijdig een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit arrest is gewezen door de president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 28 mei 2002.

Uitspraak

28 mei 2002
Strafkamer
nr. 02508/01 A
AG/SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 26 juni 2001, nummer H 179/2000, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Nederlanse Antillen) op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de dagaanzegging van de behandeling in cassatie nietig is en dat de zaak derhalve van de rol moet worden gevoerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. Het beroep in cassatie betreft een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, waartegen door de verdachte tijdig beroep in cassatie is ingesteld.
2.2. Artikel 11 van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba bepaalt in het vierde lid, dat aanzeggingen en kennisgevingen als voorgeschreven in titel III van het derde Boek van het Wetboek van Strafvordering op de in de Nederlandse Antillen en Aruba gebruikelijke wijze geschieden, en, voorzover zij moeten uitgaan van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, op diens uitnodiging plaatsvinden door de zorg van een procureur-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Aan de verdachte is op 19 december 2001 in persoon door de deurwaarder in het Huis van Bewaring te Curaçao aangezegd dat het cassatieberoep op 5 maart 2002 ter terechtzitting van de Hoge Raad zal worden behandeld. De betekening in persoon is geschied in overeenstemming met het bepaalde in art. 644, aanhef en onder a, Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen (SvNA), inhoudende dat de uitreiking aan hen die in de Nederlandse Antillen in verband met de strafzaak waarop het uit te reiken stuk betrekking heeft, rechtens hun vrijheid is ontnomen, in persoon moet plaatsvinden.
2.3. Van iedere uitreiking, als bedoeld in art. 643 SvNA - dus ook van een aanzegging als de onderhavige - dient ingevolge art. 646, eerste lid, SvNA een akte te worden opgemaakt, waarin onder meer zijn vermeld "de dag en het uur van uitreiking". Art. 647, eerste lid, SvNA bepaalt dat de betekening nietig is, indien de uitreiking niet heeft plaatsgehad overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 643, 644 en 646 SvNA.
Het exploot, waarbij de deurwaarder op Curaçao de aanzegging in persoon aan de verdachte heeft uitgereikt, vermeldt wel de dag, maar niet het uur van uitreiking.
2.4. Uit de toelichting bij het ontwerp van het Wetboek van Strafvordering voor de Nederlandse Antillen volgt dat in beginsel de regeling inzake kennisgeving van gerechtelijke mededelingen is overgenomen uit de Nederlandse Wet van 24 april 1985, Stb. 236, zij het dat de indeling der artikelen enigszins anders is opgezet. Een belangrijk verschil met de Nederlandse regeling is, dat de uitreiking niet over de post, maar door de deurwaarder of een ambtenaar van politie geschiedt.
Uit de wetsgeschiedenis van art. 589 Sv, waarbij art. 646 SvNA aansluit, blijkt omtrent het belang van de vermelding van het uur van uitreiking het volgende:
"De vermelding van het uur van uitreiking in de acte zal o.m. in staat stellen te controleeren, of de postambtenaar, bij uitreikingen niet in persoon, werkelijk bij eenige opeenvolgende bestellingen getracht heeft aan den betrokkene in persoon uit te reiken."
(Bijl. Hand. II, 1934-1935, 362.6, blz. 267, rk)
Uit die passage valt af te leiden dat het voorschrift omtrent de vermelding van het uur van betekening in het bijzonder is gegeven voor die gevallen waarin de uitreiking niet in persoon geschiedt, zodat ditzelfde kan worden aangenomen voor het bepaalde in art. 646, eerste lid, aanhef en onder g, SvNA.
Bij die stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat het belang van de verdachte niet is geschaad, nu de aanzegging in persoon is geschied en de verdachte tijdig ervan op de hoogte is gesteld wanneer de zaak in cassatie ter terechtzitting van de Hoge Raad zou worden behandeld, zodat de niet-vermelding van het uur van uitreiking in het eerdervermelde exploot niet leidt tot nietigheid van de betekening.
2.5. Aangezien de verdachte niet vóór de dag van de terechtzitting bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 11, tweede lid, van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba niet in acht genomen, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de president W.E. Haak als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en E.J. Numann, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 28 mei 2002.
Mr. G.J.M. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.