ECLI:NL:HR:2002:AE1733
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- G.J.M. Corstens
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het cassatieberoep tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, gedateerd 26 juni 2001. De verdachte, geboren in 1965 op de Nederlandse Antillen, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring op Curaçao. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen middelen van cassatie voorgesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd dat de dagaanzegging van de behandeling in cassatie nietig is, wat betekent dat de zaak van de rol moet worden gevoerd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanzegging op 19 december 2001 in persoon aan de verdachte is betekend, conform de regels van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen. Echter, de akte van uitreiking vermeldde wel de dag, maar niet het uur van uitreiking. Dit roept de vraag op of de betekening daardoor nietig is. De Hoge Raad overweegt dat de vermelding van het uur van uitreiking vooral van belang is wanneer de uitreiking niet in persoon plaatsvindt. Aangezien de verdachte tijdig op de hoogte was gesteld van de zitting, concludeert de Hoge Raad dat de niet-vermelding van het uur geen schending van de rechten van de verdachte oplevert.
Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het cassatieberoep, omdat hij niet tijdig een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit arrest is gewezen door de president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 28 mei 2002.