ECLI:NL:HR:2002:AE5145

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/018HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van bijdrage in kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige

In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 14 januari 2000 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. Hij verzocht om wijziging van een eerdere beschikking van 27 september 1995, met als doel de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind, geboren op 30 december 1986, met ingang van 1 januari 2000 op nihil te stellen en de achterstand in betaling kwijt te schelden. De vrouw, verweerster in cassatie, heeft het verzoek bestreden. De Rechtbank heeft op 1 december 2000 het verzoek van de man afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 december 2001 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein op 11 oktober 2002.

Uitspraak

11 oktober 2002
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/018HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man], wonende te [woonplaats], Frankrijk,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 14 januari 2000 ter griffie van de Rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht - met wijziging van de beschikking van deze Rechtbank van 27 september 1995 - met ingang van 1 januari 2000 de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [het] minderjarige [kind], geboren op 30 december 1986, op nihil te stellen met kwijtschelding van de ontstane achterstand.
Verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - heeft het verzoek bestreden.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 1 december 2000 het verzoek van de man afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 19 december 2001 heeft het Hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 oktober 2002.