ECLI:NL:HR:2002:AE7679
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de Opiumwet met betrekking tot het voorhanden hebben van een logostempel voor XTC-pillen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf voor meerdere overtredingen van de Opiumwet, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met het verbod op het bezit van drugs en het voorhanden hebben van een voorwerp dat bestemd was voor het plegen van een strafbaar feit. De verdachte had in zijn woning een logostempel voor XTC-pillen aangetroffen, wat door het Hof werd gekwalificeerd als een voorbereidingshandeling in de zin van de Opiumwet.
De verdediging voerde aan dat het aanwezig hebben van een stempel geen voorbereidingshandeling is, omdat het plaatsen van een logo op een XTC-pil niet valt onder het vervaardigen van XTC. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte een schakel vormde in de keten van productie en distributie van drugs, en dat het logostempel een voorwerp was dat bestemd was voor het bereiden van verboden middelen. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat het middel van de verdediging niet tot cassatie kon leiden.
De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet onbegrijpelijk was en dat het Hof voldoende gemotiveerd had dat het logostempel een voorwerp was als bedoeld in de Opiumwet. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de veroordeling door het Hof in stand bleef.