ECLI:NL:HR:2002:AE8198

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C01/088HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A.G. Pos
  • P.C. Kop
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vordering tot betaling en wettelijke rente na afwijzing door rechtbank en hof

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 27 maart 1996 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Leeuwarden. Eiser vorderde betaling van een bedrag van ƒ 31.217,53, vermeerderd met wettelijke rente, waarbij verschillende periodes voor de rente werden opgegeven. Verweerder heeft de vordering bestreden. De Rechtbank heeft op 29 oktober 1997 het gevorderde afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 6 december 2000 het vonnis van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest van het Hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 8 november 2002 het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 438,90 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

8 november 2002
Eerste Kamer
Nr. C01/088HR
AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], handelend onder de naam [...], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.A. Groen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 27 maart 1996 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Leeuwarden. Na vermeerdering van eis heeft [eiser] gevorderd [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag groot ƒ 31.217,53 te vermeerderen met de wettelijke rente,
- primair berekend over een bedrag groot ƒ 17.850,-- gedurende de periode van 25 november 1986 tot de dag der algehele voldoening, en berekend over een bedrag groot ƒ 13.367,53 over de periode van 12 februari 1990 tot de dag der voldoening,
- subsidiair berekend over een bedrag groot ƒ 31.217,53 vanaf 1 februari 1990 tot de dag der voldoening,
- meer subsidiair berekend over ƒ 31.217,53 vanaf 14 november 1990 tot de dag der voldoening,
- en meest subsidiair berekend over ƒ 31.217,53 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 29 oktober 1997 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
Bij arrest van 6 december 2000 heeft het Hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 438,90 aan verschotten en €. 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A.G. Pos en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 8 november 2002.