ECLI:NL:HR:2002:AE8367
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en pensioenpremie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 5 juni 2001, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belastingdienst had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 134.434, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
Het Hof oordeelde dat belanghebbende geen recht had op aftrek van een premie voor een pensioenregeling, omdat er geen expliciete afspraken waren gemaakt over de pensioenpremie tussen belanghebbende en de Inspecteur. Dit oordeel werd door belanghebbende bestreden, met de klacht dat het onverenigbaar was met het oordeel dat het salaris, dat ook deels pas in 1998 was vastgesteld, wel tot het inkomen in 1997 werd gerekend. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had beslist dat er in 1997 geen sprake kon zijn van een ingehouden premie voor de pensioenregeling, aangezien de bepalingen omtrent het pensioen pas in 1998 waren vastgesteld.
De Hoge Raad concludeert dat de overeenkomst tussen partijen, zoals weergegeven in de brieven, moet worden aangemerkt als een vaststellingsovereenkomst die bindend is voor beide partijen. Dit oordeel van het Hof geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.