ECLI:NL:HR:2003:AE4480
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 19 maart 2001 werd gedaan. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, een ondernemer, was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995. De naheffingsaanslag bedroeg f 61.250, met een verhoging van honderd procent. De Inspecteur had bij het opleggen van de aanslag geen kwijtschelding verleend. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag en de verhoging. Hierop volgde een beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde voor zover het de boete betrof. Het Hof oordeelde dat de aanslag was verminderd met de verhoging, wat leidde tot de cassatieprocedure.
De Hoge Raad beoordeelt de zaak en concludeert dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende de macht om als eigenaar over het jacht te beschikken, heeft overgedragen aan C BVBA, de vennootschap aan wie het jacht zou zijn geleverd. De Hoge Raad stelt vast dat de belanghebbende niet kan worden geacht het jacht te hebben geleverd in de zin van de Wet op de omzetbelasting. Het Hof heeft bovendien geoordeeld dat het standpunt van belanghebbende, dat de macht om als eigenaar over het jacht te beschikken wel is overgegaan op C BVBA, pleitbaar was. Dit oordeel van het Hof wordt door de Hoge Raad niet als onbegrijpelijk aangemerkt.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 12 september 2003.