ECLI:NL:HR:2003:AF1824
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2003 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de verdachte in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor achttien maanden, wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet. Het hoger beroep was ingesteld door de verdachte, die zich niet ontvankelijk verklaard zag door het Hof. Het Hof oordeelde dat de verdachte niet tijdig in hoger beroep was gekomen, aangezien hij binnen veertien dagen na het vonnis van 3 april 2000 had moeten appelleren, maar pas op 9 januari 2001 hoger beroep had ingesteld. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de tenlastelegging, omdat deze niet in het dossier aanwezig was. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de zitting en de tenlastelegging, en dat hij derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep. De Hoge Raad bevestigde deze beslissing en oordeelde dat het middel van de verdachte faalde, omdat de feiten en omstandigheden die het Hof had vastgesteld niet onbegrijpelijk waren. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof.