ECLI:NL:HR:2003:AF4119
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de aftrekbaarheid van buitengewone lasten in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan de belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1998, naar een belastbaar inkomen van ƒ 41.979. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. De belanghebbende is vervolgens in beroep gegaan bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde naar een belastbaar inkomen van ƒ 40.212. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
De Staatssecretaris heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In de procedure wordt onder andere ingegaan op de aftrekbaarheid van buitengewone lasten volgens artikel 46, lid 1, aanhef en letter a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het middel in cassatie stelt dat alleen betalingen in geld die rechtstreeks aan de ondersteunde verwant zijn gedaan, aftrekbaar zijn. De Hoge Raad oordeelt dat deze opvatting geen steun vindt in de wet.
Daarnaast wordt betoogd dat onder bijzondere omstandigheden, waarin geen bancair verkeer mogelijk is, uitgaven op andere wijze kunnen worden aangetoond. De Hoge Raad wijst dit betoog af en stelt dat schriftelijke bescheiden in voorkomende gevallen ook andere documenten kunnen omvatten dan bankafschriften en postwissels. Het Hof heeft geoordeeld dat de door belanghebbende overgelegde bescheiden voldoende controleerbaar zijn en dat de belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de betwiste uitgaven zijn betaald en ontvangen door de ondersteunde verwanten.
De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het middel faalt en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen op 7 februari 2003 door de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.