ECLI:NL:HR:2003:AF5690
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake verduistering door beroepsbeoefenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 5 december 2001 was gewezen. De verdachte, geboren in 1944 en wonende te [woonplaats], was eerder door de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 22 juni 2000 veroordeeld voor verduistering, gepleegd door een beroepsbeoefenaar. Het Gerechtshof had deze veroordeling bevestigd en de verdachte tot twaalf maanden gevangenisstraf veroordeeld.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. Sjöcrona. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het Hof, met uitzondering van de bewezenverklaring van het onder 5 tenlastegelegde, en heeft verzocht om verwijzing naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling van het hoger beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld. Het eerste middel betrof de klacht dat het Hof niet gemotiveerd had beslist op een gevoerd verweer. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof voldoende gemotiveerd had beslist en dat de primaire klacht feitelijke grondslag mist. Het tweede middel werd eveneens verworpen, omdat het niet tot cassatie kon leiden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, omdat er geen gronden aanwezig waren voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.