Conclusie
20.Zowel het eerste als het tweede middel faalt.
Verzoek horen getuigen (middelen 3, 4 en 5)
“2. De getuigenverzoeken
derde middelinzake de getuige [getuige 6] , ambtenaar van de afdeling opsporingsinformatie van de FIOD, klaagt over de ontoereikendheid van de motivering. De stellers van de middelen hebben gelijk dat het verzoek om de getuige [getuige 6] te horen niet alleen ziet op de rechtmatigheid van de opsporing, maar ook op de inhoudelijke bewijskwestie inzake de toestemming die verdachte van [betrokkene 8] namens het Bouwfonds zou hebben gekregen om bij te verdienen (de ‘arbeidspositie van verdachte’). Als het hof overweegt dat het ook hier gaat om ‘rechtsmatigheidsgetuigen’ is dat onvolledig. Dat reeds hierom de motivering van de afwijzing ontoereikend is, (schriftuur 3.8) kan ik niet volgen, omdat het er naar mijn oordeel om gaat of de door het hof voor de afwijzing gegeven gronden de toets kunnen doorstaan.
vierde middelbeperkt zich tot de begrijpelijkheid van de motivering tot afwijzing van de getuigen [getuige 7] en [betrokkene 11] . Ik beperk mij hier eerst tot de afwijzing in het tussenarrest. Gesteld wordt dat de afwijzing van het verzoek onbegrijpelijk is, omdat nadere vragen aan beiden noodzakelijk waren over factuur D-0275, die hiervoor al onder 18 ter sprake kwam. Het hof heeft gewezen op de verklaring van verdachte ter zitting van de rechtbank van 12 mei 2011: de factuur was bedoeld om een potje te creëren (zie hierboven onder 4). Het is niet onbegrijpelijk dat het hof daarin kennelijk besloten vindt liggen dat volgens verdachte de factuur vals is. Dat gelet daarop de noodzaak ontbreekt om beide getuigen te horen, naar ik de verdediging begrijp, vooral in verband met de betrouwbaarheid van hun verklaringen, is niet onbegrijpelijk. Ik wijs er bovendien nog op dat de aanvulling met bewijsmiddelen geen verklaringen van de getuige [getuige 7] bevat. Vragen aan beide getuigen zouden bovendien noodzakelijk zijn omdat - zoals door de verdediging in feitelijke instantie naar voren is gebracht - beide getuigen kunnen verklaren over de bekendheid binnen Bouwfonds met het ‘potjessysteem voor moeilijke betalingen’. Ik zie niet in waarom het van gewicht is dat anderen binnen Bouwfonds ook van het systeem op de hoogte zijn. Die wetenschap bij anderen kan (in theorie) de door verdachte gepleegde feiten niet alleen minder ernstig maken, maar verdedigbaar is ook dat de feiten er nog ernstiger van worden. Bekendheid bij [betrokkene 8] met het potjessysteem zou een begin van een aanwijzing kunnen opleveren van zijn verdergaande bemoeienis (en in het verlengde daarvan toestemming aan verdachte om door het potjessysteem bij te verdienen). Enig noodzaak om in verband daarmee nu juist [getuige 7] en [betrokkene 11] te ondervragen zie ik niet nu bij het onderhavige tussenarrest van 31 januari 2013 het verzoek [betrokkene 8] te horen, is toegewezen. Voor de vraag of [betrokkene 8] bekend is met het systeem en toestemming tot bijverdienen, geldt in dit stadium van het geding dat de verdediging [betrokkene 8] zelf daarover kan ondervragen.
vijfde middelbetreft, zoals gezegd, de begrijpelijkheid van de motivering van de beslissing tot afwijzing van de verzoeken tot het horen van de getuigen [getuige 9] en [getuige 8] , maar klaagt er gelet op de bewoordingen in de toelichting (5.7 van de schriftuur) allereerst over dat bij de eerste (op 3 februari 2014) beslissing tot afwijzing van het verzoek de getuige [getuige 9] te horen een onjuist criterium (noodzaak in plaats van verdedigingsbelang) is toegepast. Ik volsta met de vaststelling dat hier hoe dan ook het noodzaakcriterium van toepassing is. Voor zover wordt geklaagd dat bij de afwijzing van 3 februari 2014 het noodzaakcriterium zo had behoren te worden toegepast dat het “de facto niet verschilt van de toepassing van het criterium van het verdedigingsbelang” [11] , kan deze (overigens ondeugdelijke) klacht onbesproken blijven, omdat verdachte daarbij geen enkel belang heeft. Op 20 maart 2014 heeft het hof immers het herhaalde verzoek alsnog getoetst aan het verdedigingsbelang.
32.Zowel het derde als het vierde en vijfde middel falen.
zesde middelklaagt dat ten bezware van verdachte acht is geslagen op stukken die niet zijn voorgelezen of waarvan de korte inhoud niet overeenkomstig het derde lid is meegedeeld (art. 301 lid 4 Sv). In de schriftuur worden die stukken nader aangeduid. De bespreking van het middel vergt niet dat die stukken hier worden genoemd (zie schriftuur 6.10).
35.Het zesde middel leidt niet tot cassatie.
Ontvankelijkheid OM (middel 7)
zevende middelklaagt dat het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is verworpen op onjuiste, althans ontoereikende gronden.
41.Het zevende middel treft geen doel.
Verduistering (middelen 8 en 9)
achtste middelklaagt over de motivering van de bewezenverklaarde verduistering (feiten 1, 3 en 5) en wel dat het opzet op de wederrechtelijkheid niet uit de bewijsmiddelen kan volgen, althans dat de opzet (op de wederrechtelijkheid) voor zover het ziet op bedragen die als bijverdiensten naar de vennootschappen van verdachte vloeiden niet naar de eis der wet is gemotiveerd, althans dat het verweer dat opzet op de wederrechtelijkheid ontbrak op ontoereikende gronden is verworpen.
49.Het achtste middel treft geen doel.
negende middelklaagt (al dan niet in het kader van de verwerping van een verweer) over een onjuiste rechtsopvatting inzake de aan art. 321 Sr ontleende, in de bewezenverklaring van de feiten 1, 3 en 5 gebezigde woorden ‘anders dan door misdrijf onder zich hebben’.
56.Het negende middel faalt.
Verlaten grondslag tenlastelegging (‘Bouwfonds’) (middelen 10, 12 en 13)
middelen 10, 12 en 13klagen er over dat het hof bij de onder feit 1, 3 en 5 bewezenverklaarde verduistering de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Het hof heeft namelijk bewezenverklaard dat het geld toebehoorde aan Bouwfonds en dat verdachte en zijn medeverdachte werknemers waren bij Bouwfonds, terwijl in de tenlastelegging niet over Bouwfonds sec wordt gerept, maar sprake is Bouwfonds Vastgoedontwikkeling C.V., B.V. Vastgoedontwikkeling, Bouwfonds Vastgoedontwikkeling B.V.
59.De middelen 10, 12 en 13 falen.
Verlaten grondslag tenlastelegging feit 3 verduistering (middel 11)
elfde middelklaagt er over dat het hof bij de onder 3 bewezenverklaarde verduistering de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. Het hof heeft namelijk aan de bewezenverklaring de naam en de kwaliteit van de mededader toegevoegd. De tenlastelegging bevat immers voor wat betreft verdachte dat hij de verduistering uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als werknemer bij Bouwfonds heeft gepleegd, maar bevat de naam en de kwaliteit van de mededader niet. Het hof voegt voor die mededader in de bewezenverklaring de volgende woorden toe: “en uit hoofde van de persoonlijke dienstbetrekking van [medeverdachte 2] als werknemer bij Bouwfonds”.
63.Ook het elfde middel kan niet tot cassatie leiden.
Bewijsmotivering feit 2 valsheid in geschrift (middel 14)
Middel 14klaagt over de bewijsmotivering van de als feit 2 bewezenverklaarde valsheid in geschrift.
67.De slotsom is dat middel 14 geen kans van slagen heeft.
Witwassen nog niet strafbaar (middel 15)
vijftiende middelwordt geklaagd dat het hof in het kader van de feiten 7 primair (witwassen) en 8 (deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk onder meer het plegen van witwassen) rekening heeft gehouden met gedragingen van verdachte en medeverdachten voorafgaande aan 14 december 2001. Dat zou getuigen van een onjuiste rechtsopvatting dan wel zou de bewezenverklaring en/of de kwalificatiebeslissing onvoldoende zijn gemotiveerd.
72.Middel 15 treft geen doel.
Wetenschap van de mededaders bij medeplegen witwassen (middel 16)
zestiende middelklaagt over een onjuiste rechtsopvatting van het bewezenverklaarde medeplegen van witwassen (feiten 7, 12 en 13).
78.De slotsom is dat ook middel 16 faalt.
Opzet bij deelneming aan een criminele organisatie (feiten 8 en 14) (middel 17)
zeventiende middelklaagt zowel over de motivering van de bewezenverklaarde feiten 8 en 14 als over de beslissing om de feiten 8 en 14 telkens te kwalificeren “als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.”
83.Middel 17 faalt.
Verlaten grondslag tenlastelegging (‘Philips’) (middelen 18 en 19)
middelen 18 en 19falen eveneens. Het gaat om klachten over het verlaten van de grondslag van de tenlastelegging, omdat bij feit 9 en 11 (telkens overtreding van art. 328ter Sr; omkoping van anderen dan ambtenaren) is tenlastegelegd dat [betrokkene 17] resp. [medeverdachte 8] in dienst zijn bij één of meer in de tenlastelegging nader genoemde rechtspersonen met Philips in de naam, terwijl bewezen is dat ze in dienst zijn bij Philips. Ik volsta met verwijzing naar de bespreking van de middelen 10, 12 en 13 inzake soortgelijke problematiek (‘Bouwfonds’).
Motivering bewezenverklaring omkoping (middel 20)
twintigste middelbetreft de motivering van de bewezenverklaring van feit 11. De klacht is dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte aan [medeverdachte 8] de belofte heeft gedaan 7/15 deel te betalen van de op project 126 te behalen winst.
87.Middel 20 is tevergeefs voorgesteld.
middel 21wordt er terecht op gewezen dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen een overweging in het arrest inzake de feiten 9 en 11 (omkoping) en een overweging in de aanvulling met bewijsmiddelen inzake feit 14 (de deelname aan een criminele organisatie). Immers, enerzijds overweegt het hof in het arrest dat verdachte de feiten 9 en 11 alleen heeft gepleegd, terwijl in de aanvulling is opgenomen dat de bewijsmiddelen voor de feiten 9 en 11 tevens dienst doen voor het bewezenverklaarde onder 14 (en vice versa). De overweging in de aanvulling berust op een kennelijke misslag. Indien die overweging buiten beschouwing wordt gelaten is van enige tegenstrijdigheid geen sprake.
89.Middel 21 behoeft niet tot cassatie te leiden.
Bewijsmotivering plaats van witwassen (feit 13) (middel 22)
tweeëntwintigstemiddel klaagt over de motivering van het als feit 13 primair bewezenverklaarde witwassen. Uit de bewijsmiddelen zou bezwaarlijk anders kunnen volgen dan dat het feit niet in Nederland is gepleegd, terwijl nu juist bewezen is ‘in Nederland’.
92.Middel 22 faalt.
Strafmotivering (middel 23)
drieëntwintigstemiddel bevat vier klachten over de strafmotivering. Voor de beoordeling van de klachten is het niet nodig de zeer uitvoerige strafmotivering hier te citeren. Ik zie geen aanleiding om afzonderlijk te reageren op in de toelichting verstopte hele en halve klachten onder meer ook omdat - zoals in de toelichting met juistheid is vermeld - de feitenrechter grote vrijheid toekomt bij de selectie en waardering van de factoren die bij de straftoemeting in aanmerking worden genomen. [31]