ECLI:NL:HR:2003:AF6994
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake noodweer en noodweerexces
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 december 2001. De verdachte, geboren in Hongarije in 1937, was in hoger beroep veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het Gerechtshof had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en had de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.W. Lagraauw.
De kern van de zaak betreft het verweer van de verdachte dat hij handelde uit noodweer of noodweerexces. Tijdens de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich verdedigde tegen de aangever, die hem van achter beetpakte en in een houdgreep nam. De verdachte voelde zich bedreigd en reageerde door in de arm van de aangever te bijten. Het Gerechtshof verwierp dit verweer, omdat er geen omstandigheden waren die de conclusie konden rechtvaardigen dat het handelen van de verdachte noodzakelijk was ter verdediging van zijn eigen lijf.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak is verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de veroordeling voor de andere feiten in stand blijft. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van de verwerping van verweren als noodweer en noodweerexces door lagere rechters.