ECLI:NL:HR:2003:AF7314
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de verdachte is veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1971 en wonende te [woonplaats], was beschuldigd van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennepplanten. Het Gerechtshof heeft op 9 april 2002 geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft de plaatsaanduiding in de tenlastelegging, namelijk 'aan de [a-straat]', niet bewezen geacht. De Politierechter had deze plaatsaanduiding ook niet bewezen verklaard.
De Hoge Raad heeft de zaak op 10 juni 2003 behandeld. De advocaat van de verdachte, mr. A.M. Seebregts, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Gerechtshof de grondslag van de tenlastelegging niet heeft verlaten door de plaatsaanduiding niet te bewijzen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en dat de bewezenverklaring van het feit in de kern intact is gebleven.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de veroordeling van het Gerechtshof in stand blijft. De verdachte was eerder veroordeeld tot één maand gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van honderd uren. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 10 juni 2003.