ECLI:NL:HR:2003:AF8568

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/055HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • J.B. Fleers
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurovereenkomst. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, had de vennootschap onder firma [verweerster 1] en de andere verweerders, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Winters, aangeklaagd na een eerdere uitspraak van de Kantonrechter te Dordrecht. De verweerders hadden eiser op verkorte termijn gedagvaard en vorderden onder andere de beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde pand. De Kantonrechter had in een tussenvonnis van 16 maart 2000 een comparitie van partijen gelast en in een later vonnis van 18 mei 2000 bepaald dat de huurovereenkomst op 14 oktober 2000 zou eindigen, met machtiging voor de verweerders om de ontruiming zelf uit te voeren indien nodig.

Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Dordrecht, waar hij zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis introk. De verweerders stelden incidenteel hoger beroep in tegen de beslissing tot proceskostencompensatie. De Rechtbank vernietigde op 8 augustus 2001 het vonnis van de Kantonrechter en bepaalde dat de huurovereenkomst op diezelfde datum zou eindigen, met veroordeling van eiser tot ontruiming. Eiser ging vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van eiser niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde eiser in de kosten van het geding in cassatie, die op dat moment waren begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein en P.C. Kop, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

11 juli 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/055HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [Verweerder 2], en
3. [Verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. B. Winters.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: de [verweerders] - hebben bij exploit van 23 december 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - op verkorte termijn gedagvaard voor de Kantonrechter te Dordrecht en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te bepalen dat de huurovereenkomst ter zake van de door [eiser] gehuurde ruimte aan de [adres] te [plaats] op 14 oktober 2000, althans op een door de Kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, zal eindigen, en
b. [eiser] te veroordelen om per datum van beëindiging van de huurovereenkomst het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, waarbij de [verweerders] gemachtigd wordt de ontruiming zonodig zelf te doen uitvoeren op kosten van [eiser] met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
De Kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 16 maart 2000 een comparitie van partijen gelast en bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 18 mei 2000 bepaald dat de huurovereenkomst van het gehuurde aan voormeld adres op 14 oktober 2000 zal eindigen, [eiser] veroordeeld om per de datum van beëindiging van de huurovereenkomst het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar van zijnentwege bevinden en al hetgeen zich daarin van zijnentwege bevindt, met machtiging van de [verweerders] zelf de ontruiming zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [eiser] te doen uitvoeren, de proceskosten gecompenseerd, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Dordrecht. Bij memorie van grieven heeft hij het hoger beroep tegen het tussenvonnis ingetrokken.
De [verweerders] heeft tegen de beslissing tot compensatie van de proceskosten incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 8 augustus 2001 heeft de Rechtbank in het principaal en incidenteel hoger beroep het vonnis van de Kantonrechter vernietigd en, opnieuw rechtdoende, bepaald dat de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde op 8 augustus 2001 eindigt, [eiser] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde per 8 augustus 2001, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het vonnis van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de Rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De [verweerders] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de [verweerders] mede door mr. S. Simonetti, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 11 juli 2003.