ECLI:NL:HR:2003:AH9168
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Arrest over erfdienstbaarheid van wegenis en de vraag naar de vestiging van zakelijk recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vestiging van een erfdienstbaarheid van wegenis. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.V. Polak, had de verweerster gedagvaard voor de Rechtbank te Breda, waarbij zij vorderingen had ingesteld met betrekking tot een recht van erfdienstbaarheid over een strook grond. De Rechtbank had de primaire vordering van de eiseres toegewezen, maar de verweerster ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Hof heeft in een tussenarrest van 8 juni 2000 beide partijen tot bewijslevering toegelaten en uiteindelijk in een eindarrest van 27 maart 2001 de vordering van de eiseres afgewezen, waarbij het vonnis van de Rechtbank werd vernietigd.
De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag behandeld of er in de notariële akte van 16 mei 1909 een zakelijk recht van erfdienstbaarheid is gevestigd. Het Hof had geoordeeld dat dit niet het geval was, omdat de akte geen expliciete vermelding van een erfdienstbaarheid bevatte en er geen inschrijving in het kadaster had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en het beroep van de eiseres verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van de akte door het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de subjectieve partijbedoeling niet relevant was voor de vestiging van een zakelijk recht.
De Hoge Raad heeft de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. Dit arrest benadrukt het belang van de formulering in notariële akten en de noodzaak van inschrijving in het kadaster voor de vestiging van erfdienstbaarheden.