ECLI:NL:HR:2003:AJ3230

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/171HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen over een vordering tot betaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 oktober 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser], wonende te [woonplaats], en de Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen (LISV), als rechtsopvolgster van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen. De zaak begon toen LISV op 25 augustus 1999 [Eiser] dagvaardde voor de rechtbank te Breda, met de eis om een bedrag van ƒ 14.663,63 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft op 7 maart 2000 de vordering van LISV toegewezen, waarop [Eiser] in hoger beroep ging bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof bekrachtigde op 27 februari 2002 het vonnis van de rechtbank, waarna [Eiser] cassatie heeft ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [Eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van LISV zijn begroot op € 379,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels, en de zaak is behandeld door vice-president R. Herrmann en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens en E.J. Numann.

Uitspraak

31 oktober 2003
Eerste Kamer
Nr. C02/171HR
JMH/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. drs. R.A. van der Hansz,
t e g e n
de publiekrechtelijke rechtspersoon UITVOERINGSINSTANTIE WERKNEMERSVERZEKERINGEN, als rechtsopvolgster onder algemene titel van het LANDELIJK INSTITUUT SOCIALE VERZEKERINGEN,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: LISV - heeft bij exploot van 25 augustus 1999 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] te veroordelen om aan LISV te betalen een bedrag van ƒ 14.663,63, vermeerderd met de wettelijke rente primair vanaf 15 maart 1999 en subsidiair vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 7 maart 2000 de vordering van LISV toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 27 februari 2002 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
LISV heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van LISV begroot op € 379,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens en E.J. Numann,
en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 31 oktober 2003.