ECLI:NL:HR:2004:AN9372
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 8 mei 2002 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1950. De Hoge Raad heeft de zaak eerder verwezen naar het Hof na een arrest op 13 maart 2001. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De straf bestond uit twee maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en 180 uren onbetaalde arbeid ten behoeve van de gemeenschap. Daarnaast werd de verdachte ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor een periode van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De vordering van de benadeelde partij werd eveneens toegewezen, met een betalingsverplichting voor de verdachte.
In het cassatiegeding heeft de advocaat van de verdachte, mr. R.B. Milo, een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er grond aanwezig was om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. Dit arrest is uitgesproken op 20 januari 2004 door de vice-president W.J.M. Davids, samen met de raadsheren F.H. Koster en W.A.M. van Schendel, in aanwezigheid van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber.