ECLI:NL:HR:2004:AN9391

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C02/293HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake wachtgelduitkering en cassatie tegen Stichting tot Instandhouding van de Diergaarde van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], de Stichting tot Instandhouding van de Diergaarde van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra (hierna: Artis) gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam. Eiser vorderde een wachtgelduitkering op basis van de Wachtgeldverordening van het Ambtenarenreglement Amsterdam, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1997, en de betaling van wettelijke rente over de reeds verschenen termijnen. De kantonrechter heeft op 17 januari 2001 de vordering van eiser toegewezen. Artis ging echter in hoger beroep bij de rechtbank te Amsterdam, die op 26 juni 2002 het vonnis van de kantonrechter vernietigde en de vordering van eiser afwees.

Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Artis zijn begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 27 februari 2004 door de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein en E.J. Numann, met de vice-president P. Neleman als spreker.

Uitspraak

27 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C02/293HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.T.R.F. Carli,
t e g e n
DE STICHTING TOT INSTANDHOUDING VAN DE DIERGAARDE VAN HET KONINKLIJK ZOÖLOGISCH GENOOTSCHAP NATURA ARTIS MAGISTRA,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. A.J. Swelheim.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 18 januari 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: Artis - gedagvaard voor de kantonrechter te Amsterdam en gevorderd bij vonnis, voorzover en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Artis te veroordelen tot toekenning van een wachtgelduitkering aan [eiser] ex art. 2 van de Wachtgeldverordening van het Ambtenarenreglement Amsterdam vanaf 1 januari 1997, en Artis te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de reeds verschenen termijnen van de wachtgelduitkering, vanaf 3 maart 1997 of een dag zoals de kantonrechter in goede justitie zal bepalen tot aan de dag der algehele voldoening van bedoelde termijnen.
Artis heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 17 januari 2001 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft Artis hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Amsterdam.
Bij vonnis van 26 juni 2002 heeft de rechtbank het vonnis van de kantonrechter van 17 januari 2001 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het gevorderde alsnog afgewezen.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Artis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad;
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Artis begroot op € 301,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, A. Hammerstein en E.J. Numann, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 27 februari 2004.