ECLI:NL:HR:2004:AO0901

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/185HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over proceskostenveroordeling in kort geding en de status van gedaagde

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. Meijer, de stichting Woningstichting Haag Wonen (VZOS) gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Eiser vorderde te verklaren dat hij niet gedaagde was in een kort geding dat op 28 december 1995 had plaatsgevonden, waarin VZOS een proceskostenveroordeling had verkregen. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Het gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot het cassatieberoep van eiser.

De Hoge Raad heeft op 27 februari 2004 uitspraak gedaan. De kern van de zaak was of VZOS gerechtigd was om de proceskostenveroordeling ten laste van eiser te brengen, gezien het feit dat eiser zonder machtiging van de werkelijke gedaagden was verschenen in het kort geding. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van eiser, dat beoogde dat hij alsnog in een daaropvolgend geding de mogelijkheid zou krijgen om de onherroepelijke uitspraak te betwisten, niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad concludeerde dat het uitgangspunt van eiser onjuist was, en dat de eerdere uitspraak in stand bleef.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van VZOS op nihil zijn begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2004.

Uitspraak

27 februari 2004
Eerste Kamer
Nr. C00/185HR
JMH/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Meijer,
t e g e n
de stichting WONINGSTICHTING HAAG WONEN, als rechtsopvolgster van WONINGSTICHTING "VERBETERING ZIJ ONS STREVEN",
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 27 februari 1998 verweerster in cassatie - verder te noemen: VZOS - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd te verklaren voor recht dat [eiser] niet gedaagde is geweest in het kort geding dat diende op 28 december 1995 voor de president van de rechtbank te 's-Gravenhage, althans niet tot degenen behoort tegen wie de op 5 januari 1996 uitgesproken kostenveroordeling kan worden geëxecuteerd, met veroordeling van VZOS in de kosten van deze procedure, een en ander uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat.
VZOS heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 26 mei 1998 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 17 februari 1999 de vorderingen afgewezen.
Tegen het vonnis van 17 februari 1999 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 16 februari 2000 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen VZOS is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In deze zaak gaat het om de vraag of VZOS gerechtigd is een bij vonnis in kort geding op 5 januari 1996 uitgesproken proceskostenveroordeling ten laste van [eiser] te brengen. In dat kort geding vorderde VZOS "zij die verblijven in de percelen te [plaats] aan de [a-straat 1, 2 en 3] (of gedeelte daarvan)" te veroordelen tot ontruiming. De president heeft, na onder meer te hebben vastgesteld dat voor [a-straat 2] verschenen was [eiser], die vordering toegewezen met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure. Tegen dit vonnis is geen rechtsmiddel aangewend.
3.2 [Eiser] heeft gevorderd, voor zover in cassatie nog van belang, voor recht te verklaren dat hij in het kort geding geen gedaagde is geweest, althans dat hij niet behoort tot degenen tegen wie de proceskostenveroordeling ten uitvoer gelegd kan worden. Nadat deze vordering door de rechtbank was afgewezen, heeft [eiser] haar in hoger beroep doen steunen op de stelling dat hij destijds zonder machtiging van de werkelijke gedaagden is verschenen en zich toen, om het woord te kunnen voeren, heeft voorgedaan als een van de in [a-straat 2] verblijvende, door VZOS gedagvaarde krakers. Het hof, van oordeel dat [eiser] in dit geding wil doen vaststellen dat de grondslag waarop het kortgedingvonnis berustte in een bepaald opzicht - namelijk voor zover [eiser] daarin als voor [a-straat 2] verschenen gedaagde werd aangemerkt - onjuist is en om die reden in zoverre rechtskracht mist, heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd op de grond dat hetgeen [eiser] met dit geding beoogt onverenigbaar is met het gesloten stelsel van in de wet geregelde rechtsmiddelen.
3.3 Het middel, dat ertoe strekt dat iemand die bij onherroepelijke uitspraak is aangemerkt als gedaagde in het desbetreffende geding en in die hoedanigheid in de proceskosten is veroordeeld, alsnog in een daaropvolgend geding de mogelijkheid heeft een uitspraak te verkrijgen waarmee aan die onherroepelijke uitspraak in zoverre haar werking wordt ontnomen op de grond dat hij destijds ten onrechte als gedaagde is aangemerkt, kan wegens gemis aan belang niet tot cassatie leiden. Uitgangspunt van het middel is immers uitsluitend dat iemand die - zoals [eiser] stelt indertijd te hebben gedaan - zonder machtiging van de werkelijke (anonieme) gedaagden verschijnt en zich voor een van hen uitgeeft niet in de proceskosten kan worden veroordeeld. Dat uitgangspunt is echter onjuist, zodat het middel reeds daarom niet tot het daarmee beoogde doel kan leiden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VZOS begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, A. Hammerstein, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 27 februari 2004.