ECLI:NL:HR:2004:AO1326

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/033HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kinderalimentatie en cassatieprocedure

In deze zaak heeft de vrouw, verweerster in cassatie, op 15 augustus 2001 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Middelburg. Zij verzocht om een bijdrage van de man, verzoeker tot cassatie, voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige dochter, geboren op 25 maart 1991. De vrouw vroeg om een maandelijkse bijdrage van ƒ 1.000,-- (ongeveer € 453,78) met terugwerkende kracht vanaf april 1992. De man verzocht primair om afwijzing van het verzoek en subsidiair om de bijdrage vast te stellen op ƒ 260,-- (ongeveer € 117,98) per maand, met ingang van 15 augustus 2001.

De rechtbank heeft op 13 februari 2002 de bijdrage vastgesteld op € 117,98 per maand, maar het overige verzoek van de vrouw afgewezen. De vrouw ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 4 december 2002 de beschikking van de rechtbank vernietigde en de bijdrage verhoogde naar € 453,78 per maand, uitvoerbaar bij voorraad. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft op 30 januari 2004 de zaak behandeld. De klachten van de man in het cassatieberoep konden niet leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, en de beschikking van het hof is daarmee bevestigd. De uitspraak is gedaan door vice-president P. Neleman en andere raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.

Uitspraak

30 januari 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/033HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.A. Meijer,
t e g e n
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. W.G.H. van de Wetering.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 15 augustus 2001 gedateerd verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot de rechtbank te Middelburg en verzocht te bepalen dat verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - met ingang van april 1992 aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de uit een relatie van partijen op 25 maart 1991 geboren minderjarige [dochter] een bedrag van ƒ 1.000,-- (€ 453,78) per maand, althans een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De man heeft primair verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen en subsidiair verzocht de bijdrage vast te stellen op ƒ 260,-- (€ 117,98) per maand met ingang van 15 augustus 2001.
De rechtbank heeft bij beschikking van 13 februari 2002 de door de man aan de vrouw vanaf 15 augustus 2001 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige bepaald op € 117,98 per maand en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 4 december 2002 heeft het hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen vernietigd en, in zoverre opnieuw beschikkende, de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie ten behoeve van voornoemde minderjarige bepaald op € 453,78 (ƒ 1.000,--) per maand en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 30 januari 2004.