ECLI:NL:HR:2004:AO1507

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39209
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • L. Monné
  • J.C. van Oven
  • A.R. Leemreis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en aftrekbaarheid van onderhoudskosten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, te Thailand, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 december 2002. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, waarbij een belastbaar inkomen van ƒ 47.203 is vastgesteld. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het indienen van een cassatieberoep door belanghebbende.

De Hoge Raad behandelt de vraag of een bedrag van f 100.000, dat belanghebbende heeft betaald ter afkoop van zijn verplichting tot herstel van panden, aftrekbaar is als onderhoudskosten. Het Hof had geoordeeld dat deze uitgave niet aftrekbaar was, omdat belanghebbende geen eigen uitgaven voor onderhoud had gedaan, maar een uitgave deed die in de vermogenssfeer ligt. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel van het Hof en oordeelt dat het middel faalt.

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is uitgesproken op 9 januari 2004 door de raadsheer L. Monné als voorzitter, samen met de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 39.209
9 januari 2004
AB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Thailand tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 december 2002, nr. 00/02010, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.203, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Belanghebbende heeft, in het kader van de overeengekomen vervreemding van zijn panden, een bedrag van f 100.000 door middel van verrekening met de verkoopprijs van die panden aan de koper voldaan ter afkoop van zijn jegens de koper aangegane verplichting de panden te herstellen. Belanghebbende wenst dit bedrag in aftrek te brengen als op de inkomsten uit andere onroerende zaken drukkende onderhoudskosten.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de uitgave van dit bedrag noch ingevolge artikel 35, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) noch als een op de inkomsten drukkende last als bedoeld in artikel 35, lid 2, letter b, van de Wet aftrekbaar is, zulks omdat belanghebbende door betaling van voormeld bedrag niet zelf uitgaven voor kosten van onderhoud heeft gedaan, zodat geen sprake is van uitgaven voor werkzaamheden die dienden om de zaak zoals die bij de stichting of na latere verandering bestond, in bruikbare staat te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen, doch van een uitgave die in de vermogenssfeer ligt.
3.3. 's Hofs hiervoor weergegeven oordeel is juist. Het middel faalt derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2004.